ECLI:NL:RBMNE:2019:5299

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2019
Publicatiedatum
14 november 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 2302
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van onrechtmatig verkregen bewijs en schending van de inlichtingenplicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, die een bijstandsuitkering ontvingen, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad. De zaak betreft de intrekking van de Participatiewet (Pw) uitkering van eisers, die door verweerder werd ingediend op basis van de veronderstelling dat eisers op geld waardeerbare activiteiten hebben verricht bij een bedrijf dat eigendom is van hun dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rapporteur een laptop in de woning van eisers heeft onderzocht zonder de juiste toestemming, wat inbreuk maakte op het recht op privacy van de dochter van eisers, zoals beschermd door artikel 8 van het EVRM. Dit bewijs werd als onrechtmatig beschouwd en moest buiten beschouwing worden gelaten. Ondanks deze schending oordeelde de rechtbank dat er voldoende ander bewijs was om te concluderen dat eisers de inlichtingenplicht hadden geschonden door hun werkzaamheden bij het bedrijf van hun dochter niet te melden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht was, gezien de schending van de inlichtingenplicht en de onduidelijkheid over het recht op bijstand. De proceskosten werden niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Lelystad
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2302

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 november 2019 in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

en
[eiseres], eiseres,
beiden te [woonplaats] ,
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. G.J.A.M. Gloudi),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lelystad, verweerder

(gemachtigde: M. de Roode).

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de Participatiewet (Pw) uitkering van eisers ingetrokken. Bij besluiten van 21 november 2018 heeft verweerder de algemene bijstand over de periode van 23 maart 2017 tot en met 31 oktober 2018 en de bijzondere bijstand over maart 2017 en maart 2018 van eisers teruggevorderd
Bij besluit van 28 mei 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2019. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Als tolk is aanwezig M.D.M. Metry. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eisers ontvingen vanaf 1 januari 2011 een algemene bijstandsuitkering naar de gehuwdennorm. In maart 2017 en maart 2018 hebben eisers bijzondere bijstand ontvangen in de vorm van individuele inkomenstoeslag.
2. Verweerder heeft de uitkering(en) ingetrokken en teruggevorderd omdat eisers volgens verweerder op geld waardeerbare activiteiten hebben verricht bij [bedrijfsnaam 1] . Dit is het bedrijf van hun dochter, [A] (de dochter). Eisers hebben dit niet gemeld en hebben daarmee de inlichtingenplicht geschonden. Zij hebben de kans gekregen om een deugdelijke administratie te overleggen van hun werkzaamheden bij [bedrijfsnaam 1] , maar hebben dat niet gedaan. Het recht op bijstand is daardoor niet vast te stellen. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij recht op aanvullende bijstand zouden hebben gehad als zij wel aan de inlichtingenplicht hadden voldaan.
3. Het besluit tot intrekking van bijstand is een voor eisers belastend besluit, waarbij het aan verweerder is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering is voldaan in beginsel op verweerder rust.
4. Verweerder heeft het volgende aangemerkt als op geld waardeerbare activiteiten. Eiser heeft vanaf 23 maart 2017 bij (onder)handelingen aangaande de bedrijfsvoering als beslissingsbevoegd opgetreden en hij heeft naar buiten/naar derden toe de indruk gewekt dat hij de eigenaar was van [bedrijfsnaam 1] . Tussen 19 augustus 2017 en 29 juli 2018 werden door [bedrijfsnaam 1] via Marktplaats 45 auto’s te koop aangeboden waarbij het aannemelijk is dat het IP-adres van eisers laptop werd gebruikt en waarbij de telefoonnummers van eiser en zijn vrouw genoemd werden. Uit RDW gegevens is gebleken dat er tussen 6 april 2017 en 26 april 2018 63 auto’s op naam van de dochter gesteld waren, dat de overschrijving van deze auto’s via de computer ging en dat de dochter daarbij niet in persoon aanwezig hoefde te zijn. Verder heeft eiser aantoonbaar nauwe betrokkenheid gehad bij de in- en verkoop en de im- en export van auto’s en had hij hiervoor toegang tot de bedrijfsadministratie, e-mail, telefoonnummers, RDW inloggegevens, handelsvoorraad, handelaarskentekenplaten, bedrijfsgebouw(en), online verkoopsites en de ondernemersrekening eindigend op nummer . [nummeraanduiding] van [bedrijfsnaam 1] . Aan eiseres heeft verweerder tegengeworpen dat zij ondersteunende werkzaamheden heeft verricht bij de verkoop van auto’s via [bedrijfsnaam 1] .
5. Verweerder heeft een en ander gebaseerd op het handhavingsrapport d.d. 1 november 2018. Dit rapport bevat – onder meer – de volgende onderzoeksresultaten:
( a) een verslag van waarnemingen verricht tussen 20 juni 2018 en 10 september 2018, waarbij verschillende keren auto’s op de oprit van eisers zijn gezien die op dat moment te koop stonden bij [bedrijfsnaam 1] . Ten minste één keer is een auto gezien die een handelaarskenteken had. Op 10 juli 2018 heeft de rapporteur telefonisch contact opgenomen met [bedrijfsnaam 1] en heeft hij zich voorgedaan als een potentiële koper voor een Peugeot 306 die te koop stond. Het bezoekadres bleek te zijn op het parkeerterrein van de [naam locatie] aan de [adres 1] waar eiseres werkte. Op het parkeerterrein stonden meerdere auto’s die op dat moment te koop werden aangeboden bij [bedrijfsnaam 1] . Eiser is gezien op de parkeerplaats bij de auto’s en rapporteur had de indruk dat hij aan het werk was. ’s Avonds stond er een Suzuki Ignis ( [kenteken 1] ) op de oprit van eisers. Ook deze auto stond op dat moment te koop bij [bedrijfsnaam 1] . Uit RDW gegevens blijkt dat deze auto van 3 februari 2018 tot en met 11 juli 2018 op naam stond van de dochter. Op 16 of 17 juli 2018 heeft de rapporteur eiseres aangesproken, die op dat moment in de [naam locatie] aan het werk bleek te zijn. Hij heeft geïnformeerd naar de Peugeot 306 ( [kenteken 2] ) en heeft van eiseres de sleutel van deze auto gekregen. De rapporteur heeft aan eiseres gevraagd wie de baas was van de auto’s en zij heeft geantwoord ‘ [bedrijfsnaam 1] ’ en dat een en ander via haar man liep. Op 19 juli 2018 is gezien dat een Volkswagen Transporter ( [kenteken 3] ), die regelmatig bij de woning van eisers was gezien, op het terrein stond van het bedrijf [bedrijfsnaam 2] BV. Dit is het adres waar ook de bedrijfsruimte van [bedrijfsnaam 1] was gevestigd. Eiser is gezien terwijl hij wegreed van het terrein. De rapporteur is vervolgens naar het terrein van de [naam locatie] gereden. Daar heeft eiseres hem aangesproken over de verkoop van de Peugeot 306. Op 20 juli 2018 is eiser gezien terwijl hij kennelijk een auto probeerde te verkopen. Gedurende de periode van waarnemingen zijn de dochter of de gevolmachtigde van [bedrijfsnaam 1] ( [B] , de oudste zoon van eisers) niet één keer gezien.
( b) een verslag van een open bronnen onderzoek: hieruit is gebleken dat [bedrijfsnaam 1] gebruik maakte van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Met dit telefoonnummer werd geadverteerd op Autowereld.nl, Marktplaats.nl en andere websites. Foto’s van de auto’s waren onder andere gemaakt op het terrein van de [naam locatie] . Tussen 27 juni 2017 en 18 juli 2018 hebben in totaal 137 advertenties van 45 verschillende auto’s op Marktplaats gestaan en in deze periode zijn via Marktplaats kennelijk auto’s verkocht ter waarde van (vraagprijs) € 74.890,- Verder hebben er niet-verkochte auto’s op Marktplaats gestaan ter waarde van (vraagprijs) € 31.645,-
( c) RDW informatie: hieruit is gebleken dat er tussen 6 april 2017 en 26 april 2018 63 auto’s op naam van de dochter hebben gestaan en dat 42 auto’s van tenaamstelling zijn veranderd en (dus) waarschijnlijk zijn verkocht. 22 Auto’s stonden nog op naam van de dochter en behoorden tot de handelsvoorraad van [bedrijfsnaam 1] .
(
d) een verslag van een telefonisch contact met [telefoonnummer 1] : dit is het telefoonnummer dat is gebruikt bij de advertenties. Een collega rapporteur heeft dit nummer op 2 augustus 2018 gebeld. De rapporteur heeft meegeluisterd via speaker phone. Eiseres nam op en het gesprek ging over de verkoop van een zwarte Toyota Aygo. Eiseres heeft gezegd dat de beller kon komen kijken naar de auto op het adres van de [naam locatie] en dat de verkoop via de eigenaar, haar man, liep.
(
e) een verslag van het betreden van het bedrijfspand van [bedrijfsnaam 1] aan de [adres 2] op 10 september 2018. Eiser en de dochter waren aanwezig in het pand. Ondanks ontkenningen van de dochter werd er administratie aangetroffen in een bureau, een kast en een Peugeot bus. Deze administratie is meegenomen om te kopiëren. In de administratie is onder andere aangetroffen:
- een door eiser ondertekend bewijs borgbetaling [bedrijfsnaam 2] BV d.d. 23 maart 2017. Eiser heeft namens [bedrijfsnaam 1] de borg betaald voor de huur van bedrijfsruimte op het terrein van [bedrijfsnaam 2] BV;
- bewijs van aankoop van een Renault Twingo uit Duitsland door eiser d.d. 27 maart 2017
- bewijs dat eiser heeft geregeld dat er een riool zou worden aangelegd in het bedrijfspand d.d. 18 mei 2017
- bewijs dat eiser met [bedrijfsnaam 2] BV heeft onderhandeld over de huurovereenkomst van het bedrijfspand d.d. 26 juli 2017
- contract [..] d.d. 19 augustus 2017 ten name van eiser en met telefoonnummer [telefoonnummer 1] .
( f) een verslag van het spreekkamergesprek van 13 september 2018, waarbij eisers iedere betrokkenheid bij [bedrijfsnaam 1] hebben ontkend, behalve af en toe om hun dochter en schoonzoon te helpen. Dit was volgens eisers echter pas vanaf maart 2018 en bovendien onbetaald. Zij wisten niet dat zij dit hadden moeten melden bij verweerder. Verder hebben eiseres verklaard dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] van hun schoonzoon was en dat deze telefoon af en toe werd doorgeschakeld naar de telefoon van eisers of dat de telefoon bij hen werd achtergelaten als ze moesten bijspringen. Eiseres heeft verklaard dat zij vanaf medio juli 2018 drie dagen per week als vrijwilliger in de [naam locatie] werkte.
( g) verslag van het onderzoek naar de ondernemersrekening van [bedrijfsnaam 1] (. [nummeraanduiding] ): op grond van diverse omstandigheden is aannemelijk geworden dat eiser gebruik maakte van deze rekening, bijvoorbeeld voor het bezoek aan autoveilingen (11 transacties tussen 5 en 25 september 2017). Ook blijkt dat er vanaf deze rekening een nota is betaald voor telefoonnummer [telefoonnummer 2] , welk nummer eiser bij autobedrijf [bedrijfsnaam 3] heeft opgegeven als zijn telefoonnummer.
( h) een getuigenverklaring: eiser is herkend als eigenaar van [bedrijfsnaam 1] door keurmeester (APK keuringen) [C] van autobedrijf [bedrijfsnaam 3] in [vestigingsplaats] . Eiser heeft daar 8 auto’s laten keuren tussen 29 december 2017 en 5 september 2018. Eiser had onder andere een bankpas van [bedrijfsnaam 1] .
6. Verder heeft verweerder een huisbezoek verricht op 10 september 2018. Hierbij is een laptop aangetroffen en onderzocht door de rapporteur.
7. In beroep stellen eisers dat het bestreden besluit is gebaseerd op bewijs dat is verkregen in strijd met de privacywetgeving. De laptop was van de dochter en is onderzocht zonder toestemming en tegen de wil van de dochter. Het huisrecht is geschonden en er was geen wettelijke grondslag om de laptop te onderzoeken. De rapporteur heeft de dochter onjuiste informatie gegeven ten aanzien van het huisrecht en heeft zich intimiderend en provocerend opgesteld. Er is sprake van onrechtmatig verkregen bewijs en dat moet buiten beschouwing worden gelaten.
8. De rechtbank beslist dat uit het verslag van het huisbezoek dat op 10 september 2018 heeft plaatsgevonden, blijkt dat eiser is voorgelicht over en heeft ingestemd met het huisbezoek. Er was dus informed consent ten aanzien het huisbezoek, en daarom is er geen inbreuk op het huisrecht geweest. De dochter kan zich niet op het huisrecht beroepen, want ze woont niet in hetzelfde huis als eisers. Deze beroepsgrond slaagt niet.
9. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep is het gebruik van beweerdelijk onrechtmatig verkregen bewijsmiddelen alleen dan niet toegestaan, indien het gebruik daarvan zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht [1] .
10.
Het (laten) bekijken van – bijvoorbeeld – een laptop valt onder de medewerkingsverplichting van artikel 17 van de Pw [2] . Als het de laptop van eiser was, mocht deze daarom worden bekeken door de rapporteur.
11. De rechtbank oordeelt dat het op het moment dat de rapporteur de laptop aanzette onduidelijk was van wie de laptop was. Uit het verslag van het huisbezoek blijkt niet dat de rapporteur aan eiser heeft gevraagd of het zijn laptop was. Het klopt dat eiser toestemming heeft gegeven om de laptop te pakken en daarmee aan tafel te gaan zitten, maar hiermee heeft eiser niet, ook niet impliciet, toegegeven dat het zijn laptop was. Uit het verslag van het huisbezoek blijkt dat op dat moment de dochter de kamer in kwam gelopen en heeft gezegd dat het haar laptop was. Toen de rapporteur de laptop aanzette, heeft de dochter gezegd dat hij daar geen recht toe heeft. Later tijdens het huisbezoek heeft de dochter ook nog aangegeven dat de rapporteur niet het recht had om foto’s te maken van de bestanden op haar laptop. De rechtbank oordeelt dat de rapporteur het zekere voor het onzekere had moeten nemen en had moeten uitgaan van de juistheid van de verklaring van de dochter. Ten minste had de rapporteur kunnen en moeten nagaan van wie de laptop was vóórdat hij deze aanzette. Bovendien heeft de rapporteur tegen de dochter gezegd dat hij wel naar de laptop mocht kijken omdat hij in de woning van eisers lag. Dit klopt niet, want de medewerkingsverplichting rustte op eisers en niet op hun dochter. De rapporteur heeft de dochter dus foute informatie gegeven. De rechtbank oordeelt dat de rapporteur met zijn onderzoek aan de laptop inbreuk heeft gemaakt op het recht op privacy van de dochter, zoals dat wordt beschermd door artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Gebruik van het bewijs dat op de laptop is gevonden druist zozeer in tegen wat van een redelijk handelende overheid verwacht mag worden, dat dit bewijs buiten beschouwing moet blijven. Deze beroepsgrond slaagt.
12. De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen voor intimidatie of provocatie door de rapporteur. Dat het huisbezoek intimiderend en/of provocerend is overgekomen op eisers en hun dochter is begrijpelijk, maar dat is niet voldoende. Deze beroepsgrond slaagt niet.
13. Eisers hebben ook aangevoerd dat hun rol bij [bedrijfsnaam 1] zwaar is overdreven en dat het recht op bijstand wel is vast te stellen. Voor zover de uitkering al mag worden ingetrokken en teruggevorderd, mag dat volgens eisers niet over de hele periode.
14. De rechtbank oordeelt dat uit het handhavingsrapport van 1 november 2018 blijkt dat eisers werkzaamheden hebben verricht voor [bedrijfsnaam 1] . De rechtbank verwijst naar de onderzoeksresultaten zoals die zijn opgesomd in 5. Eiser heeft dat op zich ook wel toegegeven. Eiser heeft – onder meer – verklaard dat hij autoveilingen bezocht voor [bedrijfsnaam 1] en dat hij geld heeft gestort en opgenomen van de ondernemersrekening. Verder heeft hij zelf een overzicht gemaakt van de dagen dat hij zaken heeft geregeld voor [bedrijfsnaam 1] . In totaal gaat het volgens hem om 9 dagen tussen 19 augustus 2017 en mei 2018. Gelet op het handhavingsrapport vindt de rechtbank dit overzicht niet overtuigend.
15. De werkzaamheden die eisers hebben verricht voor [bedrijfsnaam 1] zijn op geld waardeerbare activiteiten. Eisers hebben dat niet gemeld bij verweerder en zij hebben dus de inlichtingenplicht geschonden. Het is niet relevant of zij die werkzaamheden alleen hebben verricht om hun dochter en schoonzoon te helpen, of ze er wel of niet voor betaald hebben gekregen en of ze de informatie wel of niet bewust hebben willen achterhouden [3] .
16. Schending van de inlichtingenverplichting levert een rechtsgrond op voor intrekking van het recht op bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of en, zo ja, in hoeverre de betrokkenen in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerden. Het is dan aan de betrokkenen om aannemelijk te maken dat zij, indien zij destijds wel aan de inlichtingenverplichting zouden hebben voldaan, over de desbetreffende periode recht op volledige dan wel aanvullende bijstand zouden hebben gehad.
17. Eisers hebben geen administratie bijgehouden van hun activiteiten, zodat geen inzicht bestaat in de aard en de omvang van de door hen verrichte werkzaamheden. Dit betekent dat het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Eiser heeft een overzicht gemaakt van de dagen dat hij werkzaamheden zou hebben verricht voor [bedrijfsnaam 1] , maar zoals de rechtbank in 14 al heeft geoordeeld, is dit overzicht niet geloofwaardig. Eisers hebben hiermee niet aannemelijk gemaakt dat zij recht op bijstand hadden gehad als zij hun werkzaamheden bij [bedrijfsnaam 1] wel hadden gemeld. De verklaringen van de dochter en oudste zoon zijn niet geloofwaardig, want dit zijn geen onpartijdige getuigen. Het overzicht van niet-verkochte auto’s ook niet, want het is voor deze rechtszaak niet relevant of [bedrijfsnaam 1] wel of niet goed draaide.
18. Ondanks dat de beroepsgrond met betrekking tot laptop van de dochter is geslaagd, verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Dit is omdat er genoeg ander bewijs ligt op basis waarvan verweerder heeft kunnen concluderen dat eisers op geld waardeerbare activiteiten hebben verricht. De rechtbank oordeelt dat verweerder de Pw-uitkeringen van eisers terecht heeft ingetrokken en teruggevorderd over de periode 23 maart 2017 tot en met 31 oktober 2018 (algemene bijstand) en maart 2017 en 2018 (bijzondere bijstand).
19. Eisers krijgen hun proceskosten niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Vergelijk CRvB 17 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:425.
2.Vergelijk CRvB 11 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2127.
3.Vergelijk CRvB 3 september 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2935 en CRvB 8 maart 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:911