ECLI:NL:CRVB:2012:BX1509

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-5272 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van WAO-uitkering en geschiktheid voor passende functies met beperkte beheersing van de Nederlandse taal

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Utrecht. De appellant, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. de Leest, had hoger beroep ingesteld tegen de intrekking van zijn WAO-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). De rechtbank had het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarbij het Uwv de uitkering per 11 november 2009 had ingetrokken op basis van de conclusie dat de mate van arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.

De Raad overwoog dat de rechtbank het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig had uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de bevindingen van de bezwaarverzekeringsarts. De appellant stelde dat hij niet in staat was om de geduide functies te vervullen vanwege zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal en zijn opleidingsniveau, dat in Turkije basisonderwijs was. De Raad concludeerde echter dat ook iemand met beperkte taalvaardigheid in staat kan zijn om eenvoudige productiefuncties te vervullen, en dat er geen aanwijzingen waren dat appellant niet in staat was om de Nederlandse taal te leren.

De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de geduide functies passend waren voor appellant, ondanks zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De uitspraak benadrukt dat de eisen voor de functies, die als eenvoudig en routinematig werden beschouwd, niet onoverkomelijk waren voor iemand met de achtergrond van appellant. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en bevestigde de aangevallen uitspraak.

Uitspraak

10/5272 WAO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 13 augustus 2010, 09/3598 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 13 juli 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. B.J.M. de Leest, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 april 2012. Namens appellant is verschenen mr. De Leest. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.J.G. Lindeman.
OVERWEGINGEN
1. Voor een uitgebreid overzicht van de voor het geding van belang zijnde feiten en omstandigheden verwijst de Raad naar de aangevallen uitspraak. De Raad beperkt zich tot het volgende.
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het besluit van 4 november 2009 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Bij het bestreden besluit heeft het Uwv de uitkering van appellant ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 11 november 2009 ingetrokken onder overweging dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedraagt.
2.2. De rechtbank is van oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek zorgvuldig is te achten en ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen en conclusies van de bezwaarverzekeringsarts. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit is de rechtbank van oordeel dat de bezwaararbeidsdeskundige in zijn rapportages van 9 september 2009, 3 november 2009 en 15 juli 2010 uitvoerig en toereikend heeft gemotiveerd dat de geduide functies de belastbaarheid van appellant, zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst, niet overschrijden. Ook wat betreft het daarvoor vereiste opleidingsniveau 2 en de beheersing van de Nederlandse taal heeft de rechtbank onder verwijzing naar het rapport van 3 november 2009 van de bezwaararbeidsdeskundige, de geduide functies passend geacht voor appellant.
3. Het hoger beroep van appellant ziet louter op het oordeel van de rechtbank over de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit. Appellant stelt zich op het standpunt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij zowel wat betreft zijn opleidingsniveau, voltooid basisonderwijs in Turkije, als zijn beheersing van de Nederlandse taal in staat moet worden geacht de geduide functies, waarvan het opleidingsniveau op 2 gesteld is, te vervullen. Appellant heeft veel moeite met lezen en begrijpen van de Nederlandse taal en is daarom niet in staat (ook: eenvoudige) schriftelijke en mondelinge instructies en opdrachten te begrijpen. Dat blijkt ook uit het feit dat appellant in 1995 na een week niet meer hoefde terug te keren als magazijnmedewerker omdat hij niet kon werken met orderpick-lijsten. In een rapport van 14 november 2010 heeft drs. D. Topcu, psycholoog, aangegeven dat appellant op een zwakbegaafd intelligentieniveau functioneert. Deze omstandigheden geven aan dat de geduide functies, die alle opleidingsniveau 2 hebben, te hoog gegrepen zijn voor appellant.
4.1. De Raad overweegt als volgt.
4.2. Aan de schatting zijn, in de bezwaarfase, uiteindelijk functies behorende tot de sbc-codes 111160 textielproductenmaker, 111010 medewerker tuinbouw, 111220 magazijn, expeditiemedewerker en 111334 huishoudelijk medewerker gebouwen ten grondslag gelegd. Uit de Arbeidsmogelijkhedenlijst met voorselectiedatum 8 september 2009, blijkt dat voor de functies textielproductenmaker en magazijn, expeditiemedewerker, basisonderwijs wordt gevraagd. Bij de functie medewerker tuinbouw wordt BO-voltooid gevraagd en tevens mondelinge beheersing van de Nederlandse taal, hetgeen veronderstelt dat appellant moet kunnen lezen, schrijven en rekenen op eind basisschoolniveau. Bij de functie huishoudelijk medewerker gebouwen wordt geen opleiding gevraagd; wel dient men Nederlands te kunnen lezen en spreken. Bij geen van de functies is ervaring vereist.
4.3. De Raad ziet geen aanleiding om deze geduide functies niet passend te achten vanwege de beperkte beheersing van de Nederlandse taal van appellant of vanwege het gevraagde opleidingsniveau. Appellant, die in Turkije de basisschool heeft voltooid en een certificaat heeft van een cursus kennismaken met de computer, is sedert 1989 in Nederland in verschillende (productie)functies werkzaam geweest. Onder verwijzing naar zijn uitspraken van onder meer 8 mei 2009, LJN BI3744 en 16 januari 2001, LJN AL3647, overweegt de Raad dat ook iemand met een beperkte lees- en taalvaardigheid in de Nederlandse taal doorgaans in staat kan worden geacht eenvoudige productiematige functies te vervullen. Nu uit de functiebeschrijvingen in het Resultaat Functiebeoordeling van de geduide functies genoemd in 4.2., naar voren komt dat het eenvoudige en routinematige functies betreft met opleidingsniveau 2, waarin volgens een vast patroon met mondelinge opdrachten en eenvoudige schriftelijke instructies wordt gewerkt, is de conclusie gerechtvaardigd dat appellant in staat moet worden geacht te voldoen aan de - immers als zeer beperkt aan te merken - eisen die in die functies worden gesteld wat betreft de schriftelijke en mondelinge beheersing van de Nederlandse taal. Daarbij heeft de Raad nog in aanmerking genomen dat de gedingstukken, waaronder het in overweging 3 vermelde rapport van Topcu, geen aanwijzingen bevatten om aan te nemen dat er bij appellant sprake is van uit ziekte of gebrek voortkomende beletselen om de Nederlandse taal te leren.
4.4. Uit de overwegingen onder 4.2. en 4.3. volgt dat de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten, dient te worden bevestigd.
5. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevochten.
Deze uitspraak is gedaan door J.W. Schuttel als voorzitter en C.W.J. Schoor en C.C.W. Lange als leden, in tegenwoordigheid van Z. Karekezi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2012.
(getekend) J.W. Schuttel
(getekend) Z. Karekezi
GdJ