Uitspraak
16.6808 WW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 19 januari 2016;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 mei 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de intrekking van de WW-uitkering van de appellant. De appellant, die in Curaçao verbleef, had niet gemeld dat hij buiten Nederland was. Het Uwv stelde dat de appellant per 18 mei 2013 buiten Nederland verbleef, wat de basis vormde voor de intrekking van zijn uitkering. De Raad had eerder op 11 oktober 2018 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd geoordeeld dat het Uwv onrechtmatig verkregen bewijs had gebruikt, namelijk bankafschriften van de appellant, om te concluderen dat hij niet in Nederland verbleef. Het Uwv werd opgedragen om dit gebrek te herstellen.
Na aanvullend onderzoek door het Uwv, dat onder andere bestond uit het opvragen van informatie bij openbare registers en het internet, werd geconcludeerd dat de appellant vanaf 18 maart 2013 op Curaçao verbleef. De appellant betwistte deze conclusie en stelde dat hij pas in april 2015 daadwerkelijk naar Curaçao was verhuisd. De Raad oordeelde echter dat het Uwv voldoende bewijs had geleverd dat de appellant vanaf de genoemde datum buiten Nederland verbleef. De Raad benadrukte dat de bewijslast bij het Uwv lag, maar dat de appellant niet met voldoende tegenbewijs kwam.
De Raad vernietigde het eerdere besluit van het Uwv, maar liet de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Tevens werd het Uwv veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van de appellant, die in totaal € 2.304,- bedroegen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en is van belang voor de toepassing van de WW en de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden.