ECLI:NL:CRVB:2019:1660

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 mei 2019
Publicatiedatum
21 mei 2019
Zaaknummer
18/465 AW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herplaatsingskandidaat en de verplichting tot het aanbieden van een passende functie op het oorspronkelijke functieniveau

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die als herplaatsingskandidaat is aangesteld door de korpschef van politie. De appellant was eerder aangesteld in een functie met een hoger salarisschaal, maar is herplaatst op een lager functieniveau. De Centrale Raad van Beroep heeft de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland bevestigd, waarin werd geoordeeld dat de korpschef niet verplicht was om de appellant direct op zijn oorspronkelijke functieniveau te plaatsen. De Raad oordeelt dat de verplichting om een passende functie aan te bieden pas ontstaat nadat iemand is geplaatst op een functie met een lagere salarisschaal, zoals vastgelegd in artikel 55ob van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De Raad heeft ook het beroep van de appellant op het gelijkheidsbeginsel verworpen, omdat dit niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de regels rondom herplaatsing en de verantwoordelijkheden van de korpschef in het kader van de reorganisatie Politiewet 2012.

Uitspraak

18 465 AW

Datum uitspraak: 16 mei 2019
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 december 2017, 17/1575 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de korpschef van politie (korpschef)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. W.J. Dammingh, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een verweerschrift ingediend en een aanvullend stuk ingezonden.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 maart 2019. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Dammingh. De korpschef heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.A.M. Bot.

OVERWEGINGEN

1.1.
Bij besluit van 1 december 2015 heeft de korpschef de oorspronkelijke functie van appellant vastgesteld op de functie van Teamchef B, gewaardeerd in salarisschaal 10, de LFNP-functie waarnaar appellant op 1 januari 2012 - vanuit zijn korpsfunctie van Tactisch Leidinggevende, salarisschaal 11 - is overgegaan. Dit besluit is in rechte onaantastbaar geworden.
1.2.
Bij besluit van 10 juni 2016 heeft de korpschef appellant met ingang van 1 juli 2016 aangewezen als herplaatsingskandidaat en hem gelijktijdig met ingang van diezelfde datum herplaatst in de functie van Operationeel Specialist B, Zeden, gewaardeerd in salarisschaal 10, in de formatie van de eenheid [eenheid] , Dienst [Dienst] , team [team] , met als plaats van tewerkstelling [gemeente] .
1.3.
Bij besluit van 8 maart 2017 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar tegen het besluit van 10 juni 2016 ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Ingevolge artikel 55o, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) is een passende functie elke functie die voor de krachten en bekwaamheden van de herplaatsingskandidaat is berekend, tenzij aanvaarding om redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd. Een passende functie is mogelijk zowel binnen het bereik van het bevoegd gezag als bij een andere werkgever.
4.2.
Op grond van artikel 55ob, eerste lid, van het Barp kan de herplaatsingskandidaat, door de invoering van het LFNP en de reorganisatie Politiewet 2012, als gevolg van deze beide situaties in totaal maximaal twee schalen omlaag gaan.
4.3.
Ingevolge artikel 55ob, tweede lid, van het Barp wordt de ambtenaar die als gevolg van de reorganisatie Politiewet 2012 als herplaatsingskandidaat is geplaatst op een lager functieniveau dan het niveau van de functie waarin de ambtenaar voor invoering LFNP was aangesteld, door het bevoegd gezag twee keer een passende functie aangeboden die passend is op zijn oorspronkelijke functieniveau voor de invoering van het LFNP, tenzij op deze ambtenaar het bepaalde in artikel 55oa van toepassing is.
4.4.
In de toelichting op artikel 55ob van het Barp is het volgende opgenomen: “Een medewerker die als gevolg van reorganisatie Politiewet 2012 herplaatsingskandidaat wordt, wordt volgens de gewone regels van de Regeling Landelijk Sociaal Statuut (LSS) geplaatst op een passende functie. Volgens de gewone regels van het LSS mag de medewerker de plaatsing op een passende functie een keer weigeren, bij een tweede weigering kan ontslag volgen (artikel 91, vierde lid). Bij aanvaarding, wordt de ambtenaar op de passende functie geplaatst. Indien deze ambtenaar is geplaatst op een functie met een lagere salarisschaal dan voor invoering LFNP, wordt deze medewerker door het bevoegde gezag twee keer een passende functie aangeboden op het oorspronkelijke functieniveau van de ambtenaar voor de invoering van het LFNP. Ter illustratie houdt de afspraak het volgende in. Voor het LFNP heeft een ambtenaar functieschaal 8. Door het LFNP gaat hij naar een functie op schaal 7 maar door de afspraken rond het LFNP behoudt hij schaal 8
(zie artikel 49f, derde lid, van het Besluit bezoldiging politie). Door de reorganisatie Politiewet 2012 mag de ambtenaar indien hij herplaatsingskandidaat wordt maximaal terugvallen naar schaal 6 en moet hem vervolgens twee keer een functie worden aangeboden op zijn oorspronkelijke niveau (schaal 8).”
4.5.
Niet in geschil is dat de plaatsing van appellant overeenkomstig het LSS heeft plaatsgevonden. Partijen verschillen van mening over de uitleg van artikel 55ob van het Barp.
4.6.
Vaststaat dat appellant is geplaatst op een lager functieniveau dan het niveau van de functie waarin hij voor de invoering LFNP was aangesteld. De Raad is met de rechtbank en de korpschef van oordeel dat uit de tekst van artikel 55ob van het Barp en de toelichting daarop volgt dat de verplichting om een passende functie aan te bieden op het oorspronkelijke functieniveau pas ontstaat nadat iemand is geplaatst op een functie met een lagere salarisschaal. Anders dan appellant heeft betoogd, was de korpschef dus niet gehouden om appellant al direct bij het bestreden besluit te plaatsen op een functie met het oorspronkelijke functieniveau.
4.7.
Appellant heeft ter zitting bij de Raad een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel. Dit beroep is met onvoldoende concrete gegevens onderbouwd en slaagt daarom niet.
4.8.
Uit 4.5 tot en met 4.7 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak komt voor bevestiging in aanmerking.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma als voorzitter en J.J.T. van den Corput en H. Benek als leden, in tegenwoordigheid van Y. Itkal als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 mei 2019.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) Y. Itkal

VC