Uitspraak
18.6088 AW
OVERWEGINGEN
1 januari 2012 - vanuit zijn korpsfunctie van Unitchef Tactische Expertise,
salarisschaal 11 - is overgegaan. Dit besluit staat in rechte vast.
24 OVW-punten. Bij een tweede weigering van een dergelijk aanbod wordt het salaris naar beneden bijgesteld.
artikel 55oa is niet van toepassing indien deze herplaatsingskandidaten in deze reorganisatie worden geplaatst op een passende functie van hetzelfde functieniveau als zij hadden voordat zij werden aangewezen als herplaatsingskandidaat, al dan niet met ten minste 24 OVW-punten. In dit geval voorziet artikel 55ob Barp in een vangnet. Is deze ambtenaar als gevolg van de reorganisatie Politiewet 2012 op een lager functieniveau geplaatst dan waarop hij of zij voor invoering van het LFNP was aangesteld, dan geldt een resultaatsverplichting om deze medewerker terug te brengen naar een functie op functieniveau voor LFNP. Dit kan ook een functie zijn zonder ten minste 24 OVW-punten.”
OVW-punten. De garantie die is opgenomen in artikel 55oa van het Barp is onder deze omstandigheden niet van toepassing, zo blijkt uit zowel de tekst van artikel 55oa van het Barp als de toelichting daarop. De rechtbank heeft dit ten onrechte niet onderkend.
16 mei 2019, dat het hierbij gaat om een garantie die ontstaat nadat iemand is geplaatst op een functie met een lagere salarisschaal. Met het oog op een voortvarende beslechting van het geschil zal de Raad voorts met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht bepalen dat een - eventueel - beroep tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld.
mr. Dammingh of zijn plaatsvervanger, het hier nagenoeg identieke aangevallen uitspraken betreft, waartegen mr. Dammingh nagenoeg identieke hoger beroepschriften heeft ingediend en deze zaken door de Raad gevoegd zijn behandeld, worden de zaken aangemerkt als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, eerste lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht zodat zij voor de bepaling van de hoogte van de te vergoeden kosten als één zaak zijn te beschouwen. De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten bedragen dus voor appellant 1/3 van € 1.024,-, derhalve € 341,33.
BESLISSING
nemen op het bezwaar tegen het besluit van 10 juni 2016 en bepaalt dat beroep tegen deze
beslissing slechts kan worden ingesteld bij de Raad;
J.C.F. Talman als leden, in tegenwoordigheid van V.Y. van Almelo als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 8 augustus 2019.