In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 april 2019 uitspraak gedaan over het beroep van een appellant tegen het besluit van de korpschef van politie van 16 mei 2018. De korpschef had ter uitvoering van een eerdere uitspraak van de Raad van 1 juni 2017 een nieuw besluit genomen, maar de appellant stelde dat dit besluit niet tijdig was genomen en dat er geen dwangsom was vastgesteld. De Raad oordeelde dat de korpschef van 15 november 2017 tot 16 mei 2018 in gebreke was geweest, waardoor de maximale dwangsom van € 1.260,- verbeurd was. De Raad heeft vastgesteld dat de korpschef onvoldoende uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak en dat de beoordeling van de appellant niet zorgvuldig tot stand was gekomen. De Raad heeft daarom het besluit van 17 december 2012 herroepen en het verzoek om bevordering van de appellant met terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 ingewilligd. Daarnaast heeft de Raad de korpschef veroordeeld tot betaling van schadevergoeding van € 2.500,- wegens schending van de redelijke termijn en de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 1.664,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van het niet tijdig nemen van besluiten.