ECLI:NL:CRVB:2019:1149
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing WAO-uitkering wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, die het beroep tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond heeft verklaard. Appellant, die in Marokko woont, heeft in het verleden meerdere keren een WAO-uitkering aangevraagd, maar deze aanvragen zijn steeds afgewezen omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden. De laatste aanvraag dateert van 7 juli 2016, waarbij appellant stelde volledig arbeidsongeschikt te zijn. Het Uwv heeft deze aanvraag afgewezen en het bezwaar van appellant niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij niet tijdig de gronden van het bezwaar had aangevoerd. In een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard, omdat er geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden waren die aanleiding gaven om de eerdere besluiten te herzien.
De rechtbank heeft het besluit van het Uwv bevestigd, waarbij zij oordeelde dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren die de eerdere besluiten konden ondermijnen. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij ziek is en niet kan werken, en dat het Uwv ten onrechte geen nieuw besluit heeft genomen na gegrondverklaring van zijn beroep. De Centrale Raad van Beroep heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn gepresenteerd die aanleiding geven tot herziening van de eerdere besluiten. De Raad heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep van appellant afgewezen.