ECLI:NL:CRVB:2012:BY0125

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11-3484 WAO
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • T. Hoogenboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van WAO-uitkering op basis van medische gegevens en wettelijke wachttijd

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WAO-uitkering aan betrokkene. De Raad heeft vastgesteld dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) op basis van de medische gegevens en het dossier niet heeft kunnen vaststellen dat de arbeidsongeschiktheid van betrokkene is toegenomen binnen vijf jaar na de eerdere weigering van de WAO-uitkering. Betrokkene voldeed niet aan de wettelijke wachttijd van 52 weken, wat een vereiste is voor toekenning van de uitkering.

De procedure begon met een besluit van het Uwv op 15 augustus 1991, waarin de uitkering aan betrokkene werd geweigerd omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 15% bedroeg. Deze beslissing werd in rechte onaantastbaar verklaard door een eerdere uitspraak van de Raad op 18 december 1996. Betrokkene heeft in 2008 opnieuw een aanvraag ingediend voor een WAO-uitkering, maar het Uwv heeft in 2009 vastgesteld dat er geen toename van arbeidsongeschiktheid was.

De rechtbank Amsterdam heeft in een eerdere uitspraak op 11 mei 2011 het beroep van betrokkene tegen het besluit van het Uwv gegrond verklaard, maar de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak vernietigd. De Raad oordeelde dat betrokkene niet voldeed aan de vereisten van artikel 43a van de WAO, omdat er geen medische beperkingen waren vastgesteld die voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak als eerder. De Raad heeft het hoger beroep van het Uwv gegrond verklaard en het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom, met J.R. Baas als griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 oktober 2012.

Uitspraak

11/3484 WAO
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2011, 10/3196 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (appellant)
[A. te B.] (betrokkene)
Datum uitspraak: 12 oktober 2012
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld.
Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft aan het procesdossier toegevoegd stukken uit de zaak tussen appellant en betrokkene met nummer CRvB 95/5122 AAW/WAO.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 augustus 2012. Appellant heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.B. Heij. Betrokkene is niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. Bij voor beroep vatbare beslissing van 15 augustus 1991 heeft appellant geweigerd aan betrokkene met ingang van 20 september 1991 uitkering - onder meer - krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toe te kennen op de grond dat de mate van zijn arbeidsongeschiktheid per 20 september 1991 minder dan 15% bedraagt.
2. Die beslissing is in rechte onaantastbaar geworden door de uitspraak van de Raad van
18 december 1996.
3. Betrokkene heeft zich op 7 mei 2008 tot appellant gewend met het verzoek om een WAO-uitkering. Daarbij heeft hij naar voren gebracht dat hij nog steeds volledig arbeidsongeschikt is.
4. Bij besluit van 11 september 2009 heeft appellant aan betrokkene bericht dat aan de hand van de door betrokkene verstrekte medische gegevens en de beschikbare gegevens in het dossier appellant niet heeft kunnen vaststellen dat de arbeidsongeschiktheid van betrokken is toegenomen binnen vijf jaar na de weigering van de WAO-uitkering per 20 september 1991. Bij besluit van 11 december 2009 (het bestreden besluit) heeft appellant het bezwaar van betrokkene tegen het besluit van 11 september 2009 ongegrond verklaard.
5. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van 11 december 2009 gegrond verklaard op de grond dat het bestreden besluit voor zover daarbij de afwijzing van het verzoek om toekenning van een WAO-uitkering op grond van artikel 43a van de WAO is gehandhaafd, onzorgvuldig is voorbereid.
6.1. Appellant heeft, naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van 18 december 1996, in hoger beroep gesteld dat nu de Raad in deze uitspraak heeft aanvaard dat er per einde wachttijd op 20 september 1991 geen sprake was van beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, er geen sprake kan zijn van medische beperkingen die voortkomen uit dezelfde ziekte oorzaak.
6.2. Betrokkene heeft zich in verweer achter de aangevallen uitspraak gesteld.
7.1 De Raad overweegt als volgt.
7.2 Betrokkene voldoet niet aan het in artikel 43a van de WAO neergelegde vereiste dat hij na ommekomst van de wettelijke wachttijd van 52 weken wegens ziekte of gebreken ongeschikt voor zijn werk was. Bij de tussen partijen gegeven uitspraak van 18 december 1996 heeft de Raad immers het besluit in stand gelaten, waarin was vervat het standpunt van appellant dat betrokkene in aansluiting op het verstrijken van de wachttijd van 52 weken op 20 september 1991 niet arbeidsongeschikt was in de zin van de WAO, omdat er geen sprake was van ziekte of gebreken. Reeds om die reden komt betrokkene ter zake van zijn aanvraag op 7 mei 2008 niet in aanmerking voor een WAO-uitkering.
7.3. Uit hetgeen is overwogen onder 7.2. volgt dat het hoger beroep van appellant slaagt. De aangevallen uitspraak dient voor zover aangevochten te worden vernietigd.
8. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen zal het beroep van betrokkene tegen het besluit van 11 december 2009 ongegrond worden verklaard.
9. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover aangevochten;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 11 december 2009 ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van J.R. Baas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 oktober 2012.
(getekend) T. Hoogenboom
(getekend) J.R. Baas