ECLI:NL:CRVB:2019:1117
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van bijstandsaanvraag en toetsing van gewijzigde omstandigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 26 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. Appellant, die van 2002 tot 2015 eigenaar was van een autobedrijf, heeft na de beëindiging van zijn bedrijf bijstand aangevraagd op grond van de Participatiewet (PW). Na een eerdere afwijzing van zijn aanvraag in juni 2016, heeft hij in augustus 2016 opnieuw een aanvraag ingediend. Het college van burgemeester en wethouders van Enschede heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat er geen wijziging van omstandigheden was ten opzichte van de eerdere afwijzing. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft de Raad geoordeeld dat het college ten onrechte artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft toegepast. De Raad heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag niet zorgvuldig was voorbereid en niet op een deugdelijke motivering berustte. Appellant had in beroep nieuwe stukken overgelegd die mogelijk inzicht gaven in zijn gewijzigde omstandigheden, maar het college had dit niet onderzocht. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van appellant. Tevens is het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 2.048,-.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het college en de noodzaak om nieuwe feiten en omstandigheden bij herhaalde aanvragen om bijstand te onderzoeken. De Raad heeft bepaald dat tegen de nieuwe beslissing op bezwaar slechts beroep kan worden ingesteld bij de Raad zelf.