In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 mei 2023 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Enschede. De appellant had eerder, na de beëindiging van zijn autobedrijf in 2015, bijstand aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen. Na een eerdere uitspraak van de Raad in 2019, waarin het college werd opgedragen om opnieuw te beslissen, heeft het college in 2021 opnieuw de aanvraag afgewezen. De Raad oordeelt dat het college niet op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan zijn eerdere uitspraak. Het college had ten onrechte gesteld dat de appellant onvoldoende inzicht had gegeven in zijn financiële situatie en levensonderhoud. De Raad concludeert dat de appellant aannemelijk heeft gemaakt dat hij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde en bepaalt dat het college hem met terugwerkende kracht bijstand moet verlenen vanaf 16 augustus 2016. Tevens wordt het college veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de appellant en het griffierecht.