ECLI:NL:CRVB:2018:98
Centrale Raad van Beroep
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek om wraking van rechter in herzieningsprocedure niet-ontvankelijk verklaard
In deze zaak heeft verzoeker op 17 december 2017 een verzoek om wraking ingediend tegen rechter C.H. Bangma, die belast was met de behandeling van zijn herzieningsverzoek. Verzoeker had eerder, op 3 augustus 2017, een verzoek om herziening ingediend van een uitspraak van de Raad van 6 oktober 2016. De griffier had verzoeker op 15 november 2017 geïnformeerd dat Bangma de zaak zou behandelen. Verzoeker was van mening dat Bangma niet de juiste rechter was, omdat deze ook de eerdere uitspraak had gedaan die hij wilde laten herzien. Ondanks zijn verzoek om een andere rechter, werd hem meegedeeld dat de behandeling doorgaans door de oorspronkelijke rechter plaatsvindt, tenzij deze verhinderd is.
Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek ingediend meer dan een maand na de kennisgeving van de zitting, wat volgens de Centrale Raad van Beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelt dat verzoeker onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, waardoor het verzoek om wraking niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad wijst erop dat verzoeker al eerder zijn bedenkingen had geuit, maar het wrakingsverzoek pas op een later moment heeft ingediend. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2018, waarbij M. Greebe als voorzitter en R.E. Bakker en G.M.G. Hink als leden hebben gefungeerd, in aanwezigheid van griffier J.R. Trox. De beslissing is openbaar uitgesproken.