ECLI:NL:CRVB:2018:98

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 januari 2018
Publicatiedatum
15 januari 2018
Zaaknummer
17/5564 AW-W
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om wraking van rechter in herzieningsprocedure niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft verzoeker op 17 december 2017 een verzoek om wraking ingediend tegen rechter C.H. Bangma, die belast was met de behandeling van zijn herzieningsverzoek. Verzoeker had eerder, op 3 augustus 2017, een verzoek om herziening ingediend van een uitspraak van de Raad van 6 oktober 2016. De griffier had verzoeker op 15 november 2017 geïnformeerd dat Bangma de zaak zou behandelen. Verzoeker was van mening dat Bangma niet de juiste rechter was, omdat deze ook de eerdere uitspraak had gedaan die hij wilde laten herzien. Ondanks zijn verzoek om een andere rechter, werd hem meegedeeld dat de behandeling doorgaans door de oorspronkelijke rechter plaatsvindt, tenzij deze verhinderd is.

Verzoeker heeft zijn wrakingsverzoek ingediend meer dan een maand na de kennisgeving van de zitting, wat volgens de Centrale Raad van Beroep niet voldoet aan de vereisten van artikel 8:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Raad oordeelt dat verzoeker onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, waardoor het verzoek om wraking niet-ontvankelijk wordt verklaard. De Raad wijst erop dat verzoeker al eerder zijn bedenkingen had geuit, maar het wrakingsverzoek pas op een later moment heeft ingediend. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door de Centrale Raad van Beroep op 12 januari 2018, waarbij M. Greebe als voorzitter en R.E. Bakker en G.M.G. Hink als leden hebben gefungeerd, in aanwezigheid van griffier J.R. Trox. De beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

17/5564 AW-W
Datum uitspraak: 12 januari 2018
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door
[verzoeker] (verzoeker)
PROCESVERLOOP
Verzoeker heeft op 3 augustus 2017 een verzoek ingediend om herziening van de uitspraak van de Raad van 6 oktober 2016, 16/1249 AW, ECLI:NL:CRVB:2016:3728, in het geding tussen de Staatssecretaris van Financiën en verzoeker.
Bij brief van 15 november 2017 heeft de griffier van de Raad partijen meegedeeld dat het verzoek om herziening zal worden behandeld ter zitting van 18 januari 2018 door de rechter C.H. Bangma (Bangma).
Bij brief van 29 november 2017 heeft verzoeker de Raad kenbaar gemaakt dat Bangma niet de meest aangewezen persoon is voor de behandeling van zijn verzoek om herziening, omdat deze rechter ook de in verzoekers ogen onjuiste uitspraak heeft gedaan waarvan herziening is verzocht. Verzoeker heeft met klem verzocht de zaak te laten behandelen door (een) andere rechter(s).
Bij brief van 30 november 2017 heeft de Raad verzoeker bericht dat behandeling van een herzieningsverzoek doorgaans plaatsvindt door de rechter die de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd heeft gedaan, behalve bijvoorbeeld als de desbetreffende rechter verhinderd is, of wanneer deze niet meer in dienst is van de Raad. Een dergelijke omstandigheid doet zich hier echter niet voor.
Bij brief van 5 december 2017 heeft verzoeker zijn verzoek van 29 november 2017 gemotiveerd herhaald. Ook heeft hij vermeld dat uitstel van de zitting wellicht wenselijk is omdat de rechtbank Den Haag op 5 januari 2018 zitting houdt in het geschil dat ook in deze procedure aan de orde is.
Bij brief van 6 december 2017 heeft de Raad onder verwijzing naar de brief van
30 november 2017 aan verzoeker meegedeeld geen aanleiding te zien de behandeling van de zaak ter zitting uit te stellen.
Bij brief van 17 december 2017 heeft verzoeker verzocht om wraking van Bangma (gewraakte rechter).
De gewraakte rechter heeft schriftelijk meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Verzoeker en de gewraakte rechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van de Raad op 10 januari 2018. Verzoeker is niet verschenen. De gewraakte rechter is, zoals aangekondigd, evenmin verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.2.
Uit artikel 8:16, eerste lid, van de Awb volgt dat het verzoek om wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden die aanleiding zijn voor het wrakingsverzoek aan de verzoeker bekend zijn geworden.
2.1.
Bij brief van 15 november 2017 is verzoeker uitgenodigd voor de zitting van
18 januari 2018 en is aan verzoeker meegedeeld, welke rechter zijn verzoek om herziening zal behandelen. Met de ontvangst van deze uitnodiging is verzoeker dus bekend geworden met het feit dat de gewraakte rechter met de behandeling van zijn zaak belast was. Ruim een maand later, op 17 december 2017, heeft verzoeker een verzoek om wraking ingediend. Met de indiening van het wrakingsverzoek op dat moment heeft verzoeker onvoldoende voortvarend gehandeld, waardoor niet is voldaan aan het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb. De Raad wijst in dit verband op bijvoorbeeld zijn uitspraak van
15 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3976.
2.2.
Dat verzoeker voorafgaand aan het indienen van het wrakingsverzoek bij brieven van
29 november 2017 en 5 december 2017 heeft verzocht om behandeling van de zaak door (een) andere rechter(s) en om uitstel van de behandeling ter zitting, maakt dit niet anders. Nog daargelaten de vraag of de indiening van een wrakingsverzoek op 29 november 2017 zou hebben voldaan aan het bepaalde in artikel 8:16, eerste lid, van de Awb, valt uit genoemde brieven van verzoeker af te leiden dat zijn bedenkingen tegen behandeling van zijn zaak door de gewraakte rechter al bestonden en dat hij ook toen al vreesde dat zijn zaak niet objectief zou worden beoordeeld. Het verzoek had daarom (veel) eerder dan op 17 december 2017 kunnen worden ingediend.
3. Uit 2.1 en 2.2 volgt dat het verzoek om wraking niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzoek om wraking van C.H. Bangma
niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M. Greebe als voorzitter en R.E. Bakker en G.M.G. Hink als leden, in tegenwoordigheid van J.R. Trox als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2018.
(getekend) M. Greebe
(getekend) J.R. Trox

KS