ECLI:NL:CRVB:2018:752
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om herziening van Wajong-besluit wegens gebrek aan nieuwe feiten of veranderde omstandigheden
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1986, een aanvraag voor een Wajong-uitkering ingediend, die op 14 december 2009 werd afgewezen omdat hij minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Appellant heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen deze beslissing. Op 9 april 2014 diende hij opnieuw een aanvraag in, die op 5 mei 2014 werd afgewezen. In 2015 diende appellant een nieuwe aanvraag in, vergezeld van een neurologisch onderzoeksverslag. Het Uwv concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het eerdere besluit te herzien. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, en appellant ging in hoger beroep.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunt dat de beoordeling in 2009 geen rekening hield met het progressieve verloop van zijn ziekte, Neuromyelitis Optica. Het Uwv verzocht de uitspraak van de rechtbank te bevestigen. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing van de herhaalde aanvraag konden rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid per einde wachttijd bepalend is en dat toekomstige verslechtering van de gezondheid niet leidt tot een onterecht besluit van het Uwv.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt het belang van de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid op basis van de situatie ten tijde van de eerdere besluiten en de noodzaak van nieuwe feiten voor herziening.