Uitspraak
mr. Van Waegeningh en mr. C. Dijkshoorn-Boender.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beoordeling van de functievervulling van een rechterlijk ambtenaar in opleiding (raio) en de beëindiging van haar opleiding. De appellante, die in april 2010 was aangesteld als raio, had verschillende stages doorlopen, maar haar beoordelingen waren wisselend. De Raad oordeelde dat de beoordeling van haar functioneren met een score B (onvoldoende) terecht was, en dat er voldoende gronden waren voor de conclusie dat de beoordeling objectief tot stand was gekomen. De Raad wees het verzoek van appellante om wijziging van functiekeuze af, omdat dit verzoek te laat was ingediend en niet was onderbouwd met voldoende kwaliteiten die een andere functie rechtvaardigden. De beëindiging van de raio-opleiding en de aanstelling van appellante werden ook als rechtmatig beoordeeld, omdat de minister bevoegd was om de opleiding te beëindigen op basis van de negatieve beoordelingen. De Raad concludeerde dat de appellante niet in staat was om de opleiding met gunstig gevolg af te ronden, en verklaarde de beroepen ongegrond.