ECLI:NL:CRVB:2018:59
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering wegens niet-gemelde autotransacties en financiële ondersteuning door derden
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten, die sinds 14 juni 2001 bijstand ontvingen op basis van de Wet werk en bijstand (WWB). De Centrale Raad van Beroep behandelt hoger beroepen tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Limburg. De zaak is ontstaan na een melding van een casemanager over onregelmatigheden in de bijstandsverlening, waarbij bleek dat appellanten in het verleden meerdere kentekens op hun naam hadden staan zonder dit te melden. Het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen heeft de bijstand opgeschort en later ingetrokken, omdat appellanten niet de gevraagde gegevens hebben verstrekt. De Raad oordeelt dat het college bevoegd was om de bijstand op te schorten en in te trekken, omdat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door geen melding te maken van hun financiële situatie en de autotransacties. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank dat de bijstandsverlening niet kan worden vastgesteld door het gebrek aan inzicht in de financiële situatie van appellanten. De Raad vernietigt echter de eerdere beslissing over de hoogte van de opgelegde boete, omdat deze niet in verhouding staat tot de verwijtbaarheid van appellanten. De Raad herroept de boete en stelt deze vast op € 1.700,67. De Raad veroordeelt het college in de proceskosten van appellanten en bepaalt dat zij recht hebben op bijstand naar de norm voor gehuwden over de periode van 1 oktober 2014 tot 11 november 2014.