ECLI:NL:CRVB:2018:4114
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van individuele inkomenstoeslag en beoordeling van referteperiode in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam. De appellante had een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag over de jaren 2015 en 2016, welke door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet voldeed aan de voorwaarden van de Participatiewet (PW), met name dat zij in de referteperiode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag geen langdurig laag inkomen had. De Raad oordeelde dat het college terecht had vastgesteld dat appellante in de relevante periode een hoger inkomen had dan de bijstandsnorm en dat zij de vordering van het college niet binnen de referteperiode had terugbetaald. De Raad concludeerde dat de referteperiode zoals vastgelegd in de verordening niet onrechtmatig was en dat appellante geen feiten had aangedragen die een beroep op de hardheidsclausule rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.