ECLI:NL:CRVB:2018:3948
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering en geschiktheid voor geselecteerde functies na ziekmelding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant. Appellant, die tot 1 juli 2012 als productiemedewerker werkte, meldde zich op 29 oktober 2014 ziek met spanningsklachten en rugklachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) kende appellant een ZW-uitkering toe, maar concludeerde na een eerstejaars ZW-beoordeling dat hij per 30 november 2015 geen recht meer had op deze uitkering, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kon verdienen. Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Den Haag verklaarde zijn beroepen ongegrond.
In hoger beroep betwistte appellant de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek door het Uwv en stelde dat hij niet in staat was de geselecteerde functies te verrichten. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat appellant in staat was om de functies van wikkelaar en samensteller elektronische apparatuur te vervullen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om aan de geschiktheid van appellant voor de geselecteerde functies te twijfelen. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak van de rechtbank en wees het beroep van appellant af.