Uitspraak
17.3069 WIA
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tijdigheid van een loonsanctie opgelegd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) aan een uitzendorganisatie, betrokkene. De zaak betreft de vraag of het Uwv het primaire besluit tot het opleggen van een loonsanctie tijdig heeft verzonden, conform artikel 25, lid 11, van de Wet WIA. Betrokkene had bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit, dat op 25 november 2015 was verzonden, de laatste dag van de wachttijd van 104 weken. De rechtbank Gelderland had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, maar het Uwv ging in hoger beroep.
De Raad overweegt dat de verzending van het besluit op de laatste dag van de wachttijd voldoet aan de wettelijke vereisten. De Raad stelt vast dat de bekendmaking van besluiten, zoals geregeld in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ook kan plaatsvinden op de laatste dag van de wachttijd. De Raad wijst erop dat er geen wettelijke verplichting bestaat om het besluit eerder te verzenden dan op de laatste dag van de wachttijd. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene ongegrond, waarmee de loonsanctie van het Uwv wordt bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van de wetgeving rondom de bekendmaking van besluiten en de tijdigheid daarvan, en bevestigt dat het Uwv correct heeft gehandeld door het besluit op de laatste dag van de wachttijd te verzenden. De Raad concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.