Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt of het UWV op goede gronden een loonsanctie heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
8. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht een loonsanctie heeft opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. Het wettelijk kader is weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak en maakt daarvan onderdeel uit.
Waar gaat het geschil primair over?
10. Het UWV is er bij het opleggen van de loonsanctie van uitgegaan dat de wachttijd op 2 december 2022 is afgelopen. Daarbij heeft het UWV zich op het standpunt gesteld dat de ziekteperioden voor en na de WAZO-uitkering een andere oorzaak hebben. Deze perioden mogen daarom niet samengeteld worden voor het bepalen van de wachttijd.
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat er voor en na de WAZO-uitkering sprake was van dezelfde ziekte-oorzaak zodat de ziekteperioden wel samengeteld moeten worden. Daarbij heeft eiseres erop gewezen dat allebei de ziekteperioden een relatie hebben met de zwangerschap of bevalling. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres verwezen naar de ‘Richtlijn zwangerschap en bevalling als oorzaak van ongeschiktheid voor haar arbeid (Richtlijn)’ en naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
11. Partijen zijn het er over eens dat als de ziekteperioden samengeteld zouden moeten worden er geen loonsanctie opgelegd kan worden omdat het besluit dan te laat is afgegeven.
Voor het geval de ziekteperioden wel samengeteld moeten worden, is het besluit van de loonsanctie tijdig afgegeven. Ook hierover verschillen partijen niet van mening. De rechtbank zal daarom eerst beoordelen of de ziekteperioden samengeteld moeten worden.
Wanneer moeten ziekteperioden worden samengeteld?11. Ingevolge artikel 23, derde lid, van de WIA worden ziekteperioden voorafgaand aan en na de WAZO-uitkering in beginsel samengeteld. Dit is alleen anders als de ongeschiktheid voorafgaand aan de WAZO-uitkering en aansluitend op die WAZO-uitkering redelijkerwijs niet geacht kunnen worden voort te komen uit dezelfde oorzaak.
12.
Partijen verschillen niet van mening over de redenen voor de ziekmeldingen. Voorafgaand aan de WAZO-uitkering is er sprake van lichamelijke beperkingen en na de WAZO-uitkering zijn er psychische beperkingen. Ook zijn partijen het erover eens dat beide ziekmeldingen een causaal verband hebben met de zwangerschap of bevalling. Het UWV heeft echter gesteld dat dit niet automatisch betekent dat er sprake is van dezelfde ziekte-oorzaak. Eiseres heeft dit betwist.
Hoe moet artikel 23, derde lid, van de WIA worden uitgelegd?13. De rechtbank stelt vast dat in artikel 23, derde lid, van de WIA, anders dan in artikel 29a van de Ziektewetniet is opgenomen dat een causaal verband met zwangerschap of bevalling bepalend is. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de wetsgeschiedenis te betrekken bij haar beoordeling wanneer er sprake is van dezelfde ziekte-oorzaak.
14. Voor 1 september 2005 was de samentellingsregeling zo geregeld dat ziekteperioden voor en na het zwangerschapsverlof altijd werden samengeteld. Deze samentellingsregeling had tot gevolg dat vrouwen ongelijk behandeld werden. Perioden van ongeschiktheid ten gevolge van zwangerschap en bevalling treffen immers alleen vrouwen. Naar aanleiding van het Mary Brownarrestheeft de wetgever uiteindelijk in 2005 besloten om de Nederlandse wetgeving aan te passen voor wat betreft de samentellingsregeling voor de bepaling van de wachttijd.
15. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever een nieuwe samentellingsregeling heeft willen opnemen waarbij de zwangere werkneemster niet benadeeld, maar ook niet bevoordeeld wordt.De wetgever acht samentelling gerechtvaardigd als de ziekte direct voorafgaand en volgend op het zwangerschaps- en bevallingsverlof, dezelfde oorzaak heeft.
Hoewel de wetgever geen definitie heeft gegeven van het begrip ‘dezelfde oorzaak’ bevat de parlementaire geschiedenis wel een belangrijk aanknopingspunt. In antwoorden op vragen uit de Kamerheeft de wetgever aangegeven dat de arbeidsongeschiktheidswetgeving al een regeling kent waarin de vraag of de ziekte voortvloeit uit dezelfde oorzaak van doorslaggevend belang is (de zogenaamde Amber-bepalingen). Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat de wetgever dezelfde uitleg voor ogen heeft gehad als bij de Amber-bepalingen, zij het dat het – anders dan bij de Amber-bepalingen – niet van belang is of er sprake van toegenomen beperkingen.
16. Gelet op de wetsgeschiedenis is de rechtbank van oordeel dat het ook bij artikel 23, derde lid, van de Wet WIA moet gaan om ziekmeldingen die het gevolg zijn van dezelfde klachten.Uit de stukken blijkt dat de psychische klachten die aanleiding waren voor de ziekmelding per 5 december 2019 nieuwe klachten betreffen, die pas na de bevalling zijn ontstaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet gesproken kan worden van klachten voortkomend uit dezelfde ziekte-oorzaak. De verwijzing van eiseres naar een uitspraak van de CRvB brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, aangezien die is gedaan in het kader van een ZW-beoordeling op grond van artikel 29a ZW. Zoals onder punt 13 al is overwogen, wordt daarbij een ander criterium gehanteerd dan bij artikel 23, derde lid, van de Wet WIA. De verwijzing naar de Richtlijn gaat evenmin op, omdat die eveneens slechts betrekking heeft op beoordelingen op grond van artikel 29a ZW.
17. Omdat er in dit geval bij de ziekmelding na de WAZO-uitkering sprake is van een andere ziekteoorzaak, is een nieuwe wachttijd gestart. Dit betekent dat de wachttijd liep tot en met 1 december 2021. Het besluit waarmee de loonsanctie is opgelegd, is dus nog (net) voor afloop van de wachttijd en daarmee tijdig verzonden.De rechtbank zal daarom ook beoordelen of de re-integratie-inspanningen van eiseres voldoende zijn geweest.
Zij de re-integratie-inspanningen voldoende.?
18. Het UWV heeft gesteld dat eiseres onvoldoende heeft gedaan aan de re-integratie van ex-werkneemster. Daarbij heeft UWV zich op het standpunt gestel dat er in ieder geval vanaf 15 juli 2021 meer dan marginale mogelijkheden waren. Eiseres heeft zich (subsidiair) op het standpunt gesteld dat zij wel voldoende heeft gedaan. Zij is van mening dat er ook na 15 juli 2021 maar marginale mogelijkheden waren en dat er geen sprake is van een verbetering ten opzichte van de periode daarvoor.
19. Bij de stukken bevindt zich een actueel oordeel van 15 juli 2021 opgesteld door de arbo-arts. In dat oordeel is op pagina 1 opgenomen dat ex-werkneemster benutbare mogelijkheden heeft. Op bladzijde 2 worden de beperkingen van ex-werkneemster opgesomd. Hoewel het eiseres moet worden toegegeven dat de arbo-arts niet expliciet schrijft dat de belastbaarheid is toegenomen, blijkt dit wel duidelijk uit de inhoud van het actuele oordeel. Er worden immers, anders dan voorheen, slechts een paar beperkingen aangenomen in het persoonlijk en sociaal functioneren. Ook de hoge urenbeperking die eerder was opgenomen, is komen te vervallen. De rechtbank is dan ook, met het UWV, van oordeel dat de belastbaarheid wezenlijk is gewijzigd en er geen sprake meer is van een marginale belastbaarheid. De arbeidsdeskundige b&b heeft dan ook terecht gesteld dat eiseres had moeten laten onderzoeken of er binnen het eigen bedrijf inmiddels wel passende hervattingsmogelijkheden zijn. Ook had eiseres het tweede spoortraject moeten aanpassen. Het plan van aanpak had moeten worden bijgesteld en het re-integratiebedrijf had op de hoogte gesteld moeten worden van het de verbeterde belastbaarheid. De rechtbank volgt het UWV in zijn oordeel dat, door bij de re-integratieactiviteiten binnen en buiten het bedrijf geen rekening te houden met de gewijzigde belastbaarheid, er re-integratiekansen zijn gemist. Dit betekent dat de re-integratieactiviteiten terecht als onvoldoende zijn beoordeeld door het UWV.