ECLI:NL:CRVB:2012:BX1193
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- C.P.J. Goorden
- J. Riphagen
- J.J.T. van den Corput
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid tot opleggen van loonsanctie in het kader van de Wet WIA
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 juli 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Alkmaar. De zaak betreft de vraag of de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) bevoegd was om een loonsanctie op te leggen aan een werkgever. Het primaire besluit van het UWV, dat op 19 januari 2010 was gedateerd, verlengde het tijdvak waarin de werknemer recht had op loon tijdens ziekte tot 12 december 2010. Deze verlenging was gebaseerd op de stelling dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen had verricht. Echter, de rechtbank oordeelde dat het UWV niet had aangetoond dat het primaire besluit daadwerkelijk op de datum van datering was verzonden. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde de rechtspositie van de werkgever.
In hoger beroep heeft het UWV het oordeel van de rechtbank bestreden, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het UWV niet had kunnen aantonen dat het besluit tijdig was verzonden, wat essentieel was voor de bevoegdheid om een loonsanctie op te leggen. De Raad benadrukte dat het risico van niet-aangetekende verzending voor rekening van de afzender komt, vooral wanneer er een fatale termijn is voor het nemen van besluiten. De uitspraak bevestigde dat de loonsanctie niet kon worden opgelegd, omdat het UWV niet had voldaan aan de wettelijke vereisten voor bekendmaking van het besluit.
De Centrale Raad van Beroep heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten van de werkgever en de werknemer, en heeft een griffierecht opgelegd. Deze uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de noodzaak onderstreept van zorgvuldige documentatie en verzending van besluiten in het bestuursrecht.