ECLI:NL:CRVB:2018:391
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over aanstelling voor onbepaalde tijd bij de Universiteit van Amsterdam na langdurige tewerkstelling via uitzendbureaus
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een docente die gedurende 20 jaar bij de Universiteit van Amsterdam (UvA) werkzaam is geweest. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de regels van de ketenregeling en opvolgend werkgeverschap van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing zijn op de situatie van de appellante. De appellante heeft vanaf 1996 als docent gewerkt, maar haar aanstelling voor onbepaalde tijd is pas per 1 augustus 2015 ingegaan. De Raad bevestigt dat de periodes van tewerkstelling via uitzendbureaus niet meetellen in de keten van aanstellingen voor bepaalde tijd, zoals vastgelegd in de CAO Nederlandse Universiteiten. De Raad oordeelt dat er geen reden is om aan te nemen dat er eerder een vaste aanstelling had moeten worden verleend. De appellante heeft ook aangevoerd dat het college in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld, maar de Raad volgt deze redenering niet. De inzet van uitzendbureaus was niet in strijd met de beleidsregels van het college. De Raad concludeert dat de appellante niet in aanmerking komt voor een eerdere aanstelling voor onbepaalde tijd en bevestigt de uitspraak van de rechtbank.