ECLI:NL:CRVB:2013:2389
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- N.J. van Vulpen-Grootjans
- J.Th. Wolleswinkel
- B. Barentsen
- Rechtspraak.nl
Uitzendperiode telt niet mee bij bescherming flexwerk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft de beëindiging van een tijdelijk dienstverband van een uitzendkracht bij de gemeente Etten-Leur. Betrokkene was vanaf november 2007 werkzaam als uitzendkracht en werd per 1 augustus 2009 tijdelijk aangesteld voor 20 uur per week. De aanstelling eindigde van rechtswege op 1 augustus 2010, wat betrokkene betwistte. De rechtbank oordeelde dat de mededeling in een brief van 5 januari 2010, waarin werd aangegeven dat het dienstverband zou eindigen, als een besluit tot niet-verlenging van het dienstverband moest worden opgevat. Appellant, het college van burgemeester en wethouders, stelde in hoger beroep dat deze mededeling geen besluit was en dat de tijdelijke aanstelling van rechtswege eindigde.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de mededeling in de brief van 5 januari 2010 inderdaad als een besluit tot niet-verlenging moet worden gezien. De Raad stelde vast dat de aanstelling in tijdelijke dienst niet als een vast dienstverband kan worden gekwalificeerd, ook niet in het licht van de flexwetgeving. De Raad oordeelde dat de tijdelijke aanstelling de norm is en dat de uitzendperiode niet meetelt voor de bescherming van flexwerkers. De Raad verwierp ook de stelling van betrokkene dat de beëindiging van het dienstverband in strijd was met artikel 1 van de Grondwet, omdat er geen bewijs was dat de beëindiging was gebaseerd op discriminatie vanwege haar godsdienstige overtuiging.
De Raad concludeerde dat er geen verplichting was voor appellant om het tijdelijke dienstverband te verlengen of om te zetten in een vast dienstverband. De beëindiging van het dienstverband was rechtmatig en het beroep van betrokkene tegen het nieuwe besluit op bezwaar werd ongegrond verklaard. De Raad veroordeelde appellant in de proceskosten van betrokkene, omdat het hoger beroep niet slaagde.