ECLI:NL:CRVB:2018:3832
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en onrechtmatig bewijs in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot de studiefinanciering van betrokkene. De minister had de studiefinanciering van betrokkene herzien en een bestuurlijke boete opgelegd, omdat hij meende dat betrokkene niet op het juiste adres woonde. Betrokkene had echter bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, en de rechtbank Amsterdam had het beroep van betrokkene gegrond verklaard, waardoor de besluiten van de minister werden vernietigd.
De Centrale Raad oordeelde dat de bewijslast bij de minister ligt en dat het bewijs dat door de minister was verkregen, onrechtmatig was. De reisgegevens die de minister had ingediend, waren niet voldoende om de herziening van de studiefinanciering en de boete te rechtvaardigen. De Raad benadrukte dat de minister niet kon volstaan met alleen de reisgegevens als bewijs, tenzij er bijzondere omstandigheden waren, wat in deze zaak niet het geval was. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de besluiten van de minister niet op een deugdelijke motivering berustten.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde de minister in de proceskosten van betrokkene, die werden begroot op € 1.002,- voor verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt het belang van rechtmatigheid in bewijsvergaring en de verantwoordelijkheden van bestuursorganen in het bestuursrecht.