ECLI:NL:CRVB:2017:4249
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening studiefinanciering en terugvordering bij onrechtmatig bewijs
In deze zaak gaat het om de herziening van studiefinanciering voor een thuiswonende student, waarbij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (appellant) de studiefinanciering heeft herzien op basis van een onderzoek naar de woonsituatie van de betrokkene. De betrokkene, die vanaf 28 oktober 2010 ingeschreven stond op een bepaald adres, ontving studiefinanciering die was berekend op basis van de norm voor uitwonende studenten. Na een huisbezoek op 11 september 2013, waaruit bleek dat de betrokkene slechts enkele dagen per week op het inschrijfadres verbleef, heeft de appellant de studiefinanciering herzien en een terugvordering ingesteld van € 1.560,-. Daarnaast werd er een bestuurlijke boete van € 780,- opgelegd. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de betrokkene tegen de herziening ongegrond, maar gegrond ten aanzien van de boete. De appellant ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het bewijs, verkregen door de controleurs die niet bevoegd waren, onrechtmatig was en daarom niet kon worden gebruikt. De Raad concludeerde dat er onvoldoende feitelijke grondslag was voor de herziening van de studiefinanciering en dat de eerdere besluiten niet deugdelijk gemotiveerd waren. Het hoger beroep van de appellant werd verworpen, terwijl het incidenteel hoger beroep van de betrokkene werd toegewezen. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak voor zover deze de herziening in stand hield en herstelde de situatie door het besluit van 28 september 2013 te herroepen. Tevens werd de appellant veroordeeld in de proceskosten van de betrokkene.