ECLI:NL:CRVB:2018:3404
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de weigering van het Uwv om terug te komen op een eerder besluit over arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin het verzoek van appellant om terug te komen op een eerder besluit van het Uwv werd afgewezen. Appellant had in 2012 een aanvraag ingediend voor arbeidsondersteuning op basis van de Wajong 2010, welke was afgewezen. In 2014 verzocht appellant het Uwv om dit besluit te herzien, onderbouwd met nieuwe medische informatie die een diagnose van Borderline Persoonlijkheidssyndroom (BPS) bevestigde. Het Uwv weigerde echter om het eerdere besluit te herzien, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank bevestigde deze beslissing, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad oordeelt dat de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig hebben gehandeld en dat de diagnose BPS geen aanleiding geeft om de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 2 augustus 2012 aan te passen. De Raad wijst erop dat de verzekeringsarts al op de hoogte was van de psychische klachten van appellant ten tijde van de aanvraag in 2012. De Raad concludeert dat er geen nieuwe feiten zijn die de herziening van het besluit rechtvaardigen en dat de geselecteerde functies voor appellant passend zijn. Het verzoek om een deskundige te benoemen wordt afgewezen, omdat er geen reden is om aan te nemen dat de verzekeringsartsen een onjuist beeld van de medische situatie van appellant hebben gehad. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.