In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante, geboren in 1994, die lijdt aan spastische bilaterale cerebrale parese. Appellante heeft een aanvraag ingediend voor voortzetting van haar indicatie voor begeleiding in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb). De gemeente Pijnacker-Nootdorp heeft deze aanvraag afgewezen, met als argument dat appellante met de beschikbare mantelzorg van haar ouders haar zelfredzaamheid en participatie kan verbeteren. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, maar appellante is het hier niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld.
De Centrale Raad van Beroep heeft overwogen dat de zorg die appellante van haar ouders ontvangt niet kan worden aangemerkt als mantelzorg, omdat deze zorg niet onbetaald en vrijwillig wordt verleend. De ouders verlangen betaling voor de zorg die zij bieden, wat betekent dat er geen sprake is van mantelzorg. Dit leidt tot de conclusie dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat appellante haar problemen met zelfredzaamheid en participatie kan oplossen door een beroep te doen op de zorg van haar ouders.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep van appellante gegrond verklaard. De Raad heeft bepaald dat appellante recht heeft op een maatwerkvoorziening in de vorm van individuele begeleiding voor 90 minuten per week, met terugwerkende kracht vanaf de datum van de aanvraag. Tevens is het college veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan appellante, bestaande uit wettelijke rente over het na te betalen pgb. De kosten van de rechtsbijstand zijn ook voor het college.