Uitspraak
16.7862 WUBO
OVERWEGINGEN
BESLISSING
van € 500,-;
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, geboren in 1942, een aanvraag ingediend voor toekenning op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo). De aanvraag werd in 2004 afgewezen omdat er geen bewijs was van excessief geweld tijdens de huisuitzetting door de Japanners en omdat appellant niet direct betrokken was bij beschietingen. Na een eerdere afwijzing in 2004 heeft appellant in 2016 verzocht om herziening van de afwijzing, maar dit verzoek werd afgewezen omdat er geen relevante nieuwe feiten of gegevens waren gepresenteerd. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat het bestreden besluit in stand kan blijven. De Raad heeft vastgesteld dat er geen nieuwe feiten zijn die de eerdere besluiten in een nieuw licht plaatsen. Bovendien is er geen bewijs van directe betrokkenheid van appellant bij de beschietingen, wat noodzakelijk is voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer onder de Wubo. De Raad heeft ook geoordeeld dat de procedure langer dan anderhalf jaar heeft geduurd, wat leidt tot een schadevergoeding van € 500,- voor overschrijding van de redelijke termijn. De Staat is ook veroordeeld tot betaling van proceskosten aan appellant.