ECLI:NL:CRVB:2014:540
Centrale Raad van Beroep
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R. Kooper
- Rechtspraak.nl
Directe betrokkenheid bij bombardement als criterium voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1944, beroep ingesteld tegen een besluit van de Pensioen en Uitkeringsraad (verweerder) van 29 januari 2013, waarin haar aanvraag voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer op grond van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (Wubo) was afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 20 februari 2014 uitspraak gedaan. De Raad oordeelde dat appellante, hoewel zij als baby niet lichamelijk was getroffen, wel degelijk directe betrokkenheid had bij een bombardement dat op 8 februari 1945 plaatsvond in de nabijheid van haar ouderlijk huis. De Raad stelde vast dat de criteria voor erkenning als burger-oorlogsslachtoffer niet vereisen dat er lichamelijk letsel is opgelopen, maar dat de omstandigheden van de betrokkenheid voldoende zijn om erkenning te rechtvaardigen.
De Raad heeft overwogen dat de verklaringen van getuigen, waaronder die van een buurjongen, voldoende bewijs leveren voor de directe betrokkenheid van appellante bij het bombardement. Ondanks dat het ouderlijk huis niet volledig was vernield en niemand uit de naaste omgeving gewond was geraakt, was de situatie zodanig dat appellante enige tijd zonder adequate bescherming in een gevaarlijke situatie verkeerde. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen, waarbij de uitspraak in acht moet worden genomen. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht van € 44 aan appellante dient te vergoeden.