ECLI:NL:CRVB:2018:2739
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek tot herziening van een besluit inzake arbeidsongeschiktheid en ziekengeld
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die als schoonmaker werkte, had zich op 9 augustus 2008 ziek gemeld en ontving aanvankelijk ziekengeld. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft in 2010 vastgesteld dat appellant per 7 augustus 2010 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en heeft zijn recht op uitkering op grond van de Wet WIA beëindigd. Appellant heeft meerdere keren verzocht om herziening van dit besluit, maar het Uwv heeft deze verzoeken afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om het besluit te herzien.
In hoger beroep heeft appellant opnieuw gesteld dat de artsen van het Uwv niet onafhankelijk zijn en dat de rapporten niet zorgvuldig zijn opgesteld. Hij heeft aanvullende medische informatie overgelegd, maar de Raad oordeelt dat deze informatie niet relevant is voor de beoordeling van de situatie op 3 januari 2011, de datum waarop het Uwv zijn besluit nam. De Raad bevestigt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep adequaat heeft gemotiveerd dat er geen nieuwe feiten zijn die het eerdere besluit kunnen ondermijnen.
De Raad concludeert dat het Uwv het verzoek van appellant om herziening van het besluit van 28 december 2010 terecht heeft afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit terecht ongegrond verklaard. Het hoger beroep van appellant slaagt niet, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.