Uitspraak
16.3336 PW
OVERWEGINGEN
redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
kunnen leiden.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om herziening van een eerdere uitspraak van de Raad van 19 mei 2015. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. M.J.G. Schroeder, had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De Raad had eerder het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de beroepstermijn. Verzoeker diende vervolgens een verzoek om herziening in, dat door de Raad op 26 april 2017 als onbevoegd werd afgewezen. Dit werd later herzien, en het onderzoek werd voortgezet.
Tijdens de zitting op 3 juli 2018 heeft verzoeker betoogd dat de Raad in zijn eerdere uitspraak van 19 mei 2015 onterecht had geoordeeld over de tijdige indiening van het beroepschrift. Verzoeker stelde dat er nieuwe feiten waren die de Raad niet had overwogen. De Raad oordeelde echter dat verzoeker in wezen een discussie over de juistheid van de eerdere uitspraak voerde, wat niet mogelijk is binnen het kader van herziening. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor herziening of vervallenverklaring van de eerdere uitspraak, en wees het verzoek af.
De uitspraak benadrukt dat het rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is voor het opnieuw beoordelen van de juistheid van eerdere uitspraken, maar enkel voor het herzien op basis van nieuwe feiten of omstandigheden die niet eerder bekend waren. De Raad heeft ook geoordeeld dat er geen proceskostenveroordeling plaatsvond, omdat er geen aanleiding voor was.