In deze zaak gaat het om een hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De betrokkene, die sinds 2011 ziek is door lichamelijke klachten, had een WIA-uitkering aangevraagd. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de door het Uwv aangenomen urenbeperking van vier uur per dag en twintig uur per week onvoldoende was gemotiveerd. Het Uwv heeft in hoger beroep betoogd dat de rechtbank het oordeel van de deskundige ten onrechte heeft gevolgd. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de deskundige niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de urenbeperking niet kon worden gehandhaafd. De Raad stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep afdoende heeft gemotiveerd dat de aangenomen urenbeperking voldoende tegemoetkomt aan de problematiek van de betrokkene. De Raad vernietigt de uitspraak van de rechtbank en herroept het besluit van het Uwv, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op 75,66% en de verdiencapaciteit op € 915,24 bruto per maand. Tevens wordt het Uwv veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de betrokkene wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.