In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, die sinds 1 maart 2011 bijstand ontvangt op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) en vanaf 1 januari 2015 onder de Participatiewet (PW), heeft op meerdere dagen en uren gewerkt zonder dit op te geven aan het college van burgemeester en wethouders van Groningen. Het college heeft de bijstand van de appellant ingetrokken en een boete opgelegd wegens grove schuld. De Raad oordeelt dat de boete ten onrechte was afgerond en dat de kosten van bezwaar niet voor rekening van het bestuursorgaan behoren te komen. De Raad herroept het besluit van 4 februari 2015, waarbij de boete was vastgesteld op € 570,-, en stelt deze vast op € 567,85. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van de appellant tot een bedrag van € 2.004,-. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank over de intrekking van de bijstand, maar vernietigt de uitspraak over de boete.