In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Gelderland. De appellante, die een eenoudertoeslag ontving, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin werd gesteld dat zij geen recht had op deze toeslag. De minister baseerde zijn besluit op een onderzoek naar de woon- en leefsituatie van de appellante, uitgevoerd door een private partij met controleurs die als zelfstandigen werkten. De Raad oordeelde dat deze controleurs onbevoegd waren en dat het bewijs dat zij hadden verzameld onrechtmatig was verkregen. Hierdoor kon de minister niet aannemelijk maken dat de appellante ten tijde van belang geen tot haar huishouden behorend kind had. De Raad vernietigde het bestreden besluit en droeg de minister op een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtsgevolgen van het eerdere besluit niet in stand konden blijven. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van de appellante, die in totaal € 2.004,- bedroegen.