4.10.Aangezien zonder de bevindingen uit het rapport van 23 juni 2012 onvoldoende feitelijke grondslag bestaat voor het standpunt van de minister dat appellant niet woont op het adres waaronder hij in de gba staat ingeschreven, berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering. De aangevallen uitspraak komt daarom voor vernietiging in aanmerking. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad ziet tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb het besluit van 7 juli 2012 te herroepen, aangezien daaraan hetzelfde gebrek kleeft en, gelet op het tijdverloop, niet aannemelijk is dat dit gebrek kan worden hersteld.
5. Aanleiding bestaat de minister te veroordelen in de proceskosten van appellant voor verleende rechtsbijstand. Deze kosten worden begroot op € 496,- voor de kosten in bezwaar (1 punt voor het bezwaarschrift), op € 330,66,- voor de proceskosten in beroep en op € 496,- voor de proceskosten in hoger beroep, in totaal € 1.322,66. Bij de berekening van de proceskosten in beroep en in hoger beroep is ervan uitgegaan dat de zaken 13/3162 WSF, 13/3164 WSF en 13/3167 WSF ingevolge het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) zijn aan te merken als samenhangende zaken, zodat zij voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a van het Bpb in beroep en in hoger beroep worden beschouwd als één zaak. Voorts is bij deze berekening de wegingsfactor 1 toegepast, die gehanteerd wordt bij minder dan vier samenhangende zaken. Het bedrag behorende bij de verrichte proceshandelingen in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting) en in hoger beroep (1 punt voor het beroepschrift en 2 punten voor de (nadere) zitting) is dan ook gedeeld door het aantal van drie samenhangende zaken.
6. De op grond van artikel 8:36, eerste lid, van de Awb ten laste van het Rijk komende vergoeding aan de door de Raad opgeroepen getuige Van [O] is toegekend in de met deze zaak gelijktijdig behandelde zaak 13/3162 WSF.