Uitspraak
16.2718 WAO, 16/4213 WAO
mr. De Roy van Zuydewijn.
OVERWEGINGEN
Th. M. Erwteman en psychiater W.M.J. Hassing. Internist Erwteman heeft in een rapport van 29 januari 2010 vastgesteld dat de buik- en rugklachten van betrokkene niet te objectiveren zijn en dat betrokkene wel beperkte spondylotische haakvorming heeft. Psychiater Hassing heeft in een rapport met onderzoeksdatum 11 januari 2010 geconcludeerd dat geen psychiatrische stoornis kon worden vastgesteld.
1 januari 1994. De rechtbank heeft het besluit van 25 juni 2010 vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak.
31 december 1993 een WAO‑uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Bij besluit van 5 oktober 2011 heeft het Uwv de WAO‑uitkering van betrokkene met ingang van 10 februari 2010 beëindigd, omdat uit medisch en arbeidskundig onderzoek is gebleken dat hij met ingang van deze datum niet langer arbeidsongeschikt is in de zin van de WAO. Betrokkene heeft geen bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 4 en 5 oktober 2011.
13 november 2014 te kennen gegeven dat er geen reden is om terug te komen van de beslissing van 5 oktober 2011 omdat er geen nieuwe medische feiten of veranderde omstandigheden zijn. Bij de beoordeling die ten grondslag ligt aan dit besluit was bekend dat er verschil van inzicht was over de aanwezigheid van psychische klachten. De in bezwaar door betrokkene ingebrachte brief van dr. El Hamdouchi van 15 augustus 2014 heeft geen nieuw licht op de zaak geworpen. Deze verzekeringsarts heeft voorts vermeld dat de aanvraag van betrokkene kan worden opgevat als een melding van toegenomen klachten. In dit verband heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep naar voren gebracht dat in de FML die is opgesteld bij de beëindiging van de WAO‑uitkering alleen beperkingen zijn opgenomen voor rugklachten terwijl het nu om psychische klachten gaat en zich op het standpunt gesteld dat het buiten twijfel is dat het gaat om een andere ziekteoorzaak. Er is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen reden om aan te nemen dat betrokkene toegenomen beperkingen heeft door dezelfde ziekteoorzaak.
5 oktober 2011 maar niet in stand kunnen blijven voor zover daarin is geoordeeld over de oorzaak van de gestelde toegenomen arbeidsongeschiktheid van betrokkene. Omwille van de duidelijkheid zal de Raad het beroep gegrond verklaren, de vernietiging van het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb beperken tot het deelbesluit om geen toepassing te geven aan artikel 43a van de WAO en het Uwv met het oog op een zorgvuldige besluitvorming opdragen ter zake een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van het volgende, waarbij de beslechting van dit langlopende geschil voorop staat. Het Uwv dient alsnog te onderzoeken of de door betrokkene eind 2013 gemelde verslechtering van zijn gezondheid leidt tot een relevante mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO. Het Uwv wordt opgedragen in het kader van dit onderzoek een psychiater in Nederland dan wel in Marokko in te schakelen voor een expertise teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de vraag welke beperkingen wegens ziekte of gebrek bij appellant bestaan sedert 30 december 2012, een jaar voor de dag waarop appellant zich toegenomen arbeidsongeschikt heeft gemeld. De psychiater die wordt ingeschakeld zal in het kader van dit onderzoek contact dienen op te nemen met de behandelend psychiater(s) van betrokkene.Met het oog op de voortvarende afdoening van het geschil bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het door Uwv nieuw te nemen besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen tussenuitspraak en de aangevallen einduitspraak voor zover daarin is geoordeeld over de gestelde toegenomen arbeidsongeschiktheid van betrokkene;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 15 december 2014 voor zover dit besluit betrekking heeft op de toepassing van artikel 43a van de WAO;
- draagt het Uwv op om binnen zes maanden een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van betrokkene in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 1.002,-;
- bepaalt dat het Uwv het door betrokkene in beroep betaalde griffierecht van € 45,- vergoedt;
- bepaalt dat van het Uwv een griffierecht van € 503,- wordt geheven.
G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van B. Dogan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2018.