ECLI:NL:CRVB:2018:1542
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- W.F. Claessens
- J.T.H. Zimmerman
- M. Schoneveld
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening op basis van vermogen in het buitenland en afwijzing van nieuwe bijstandsaanvraag
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de intrekking van bijstandsverlening aan appellante wegens het bezit van vermogen in Turkije. Appellante ontving sinds 2005 bijstand op basis van de Participatiewet. In het kader van een project gericht op vermogen in het buitenland, heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht een risicoprofiel opgesteld, waarbij personen met een geboorteplaats buiten Nederland en langdurige vakanties in het buitenland werden geselecteerd voor onderzoek. Appellante viel binnen dit profiel en werd onderworpen aan een vermogensonderzoek, waaruit bleek dat zij onroerend goed in Turkije bezat. Het college heeft daarop de bijstand van appellante per 1 februari 2015 ingetrokken, omdat zij boven de vermogensgrens uitkwam.
Appellante heeft vervolgens een nieuwe aanvraag voor bijstand ingediend, maar deze werd afgewezen omdat haar financiële situatie onduidelijk was. De rechtbank Midden-Nederland heeft de beroepen van appellante tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat het college niet in strijd heeft gehandeld met het discriminatieverbod door het risicoprofiel te hanteren. De Raad concludeert dat de rechtmatige toepassing van de bijstandswetgeving een zwaarwegende reden vormt voor het gemaakte onderscheid en dat het middel in redelijke verhouding staat tot het doel. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank.