ECLI:NL:CRVB:2018:1381
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om schadevergoeding en verhoging WAO-uitkering
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Noord-Nederland. De appellant, vertegenwoordigd door mr. A.G.B. Bergenhenegouwen, had een verzoek ingediend om verhoging van zijn WAO-uitkering en om schadevergoeding wegens een onrechtmatig besluit van het Uwv. Het Uwv had eerder de verhoging van de uitkering afgewezen, met als argument dat er geen bijzonder geval was dat een eerdere ingangsdatum rechtvaardigde. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard en ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen, omdat er onvoldoende causaal verband was tussen de afwijzing van de verhoging en de financiële problemen van de appellant.
In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat de afwijzing van de verhoging van de WAO-uitkering en de schadevergoeding onterecht was, en dat hij door het onrechtmatige besluit van het Uwv in financiële problemen was gekomen. De Raad heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht had vastgesteld dat er geen bijzonder geval was en dat de appellant niet had aangetoond dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen. De Raad heeft ook de afwijzing van de schadevergoeding bevestigd, omdat de wettelijke rente al was betaald en er geen extra schade was aangetoond.
De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde. De uitspraak is openbaar gedaan en er zijn geen proceskosten toegewezen.