ECLI:NL:CRVB:2018:1376
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering na weigering medewerking aan huisbezoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De appellante ontving sinds 4 oktober 2011 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) en stond ingeschreven met haar drie kinderen op een uitkeringsadres. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam ontving anonieme tips dat appellante samenwoonde met de vader van haar kinderen, wat aanleiding gaf tot een onderzoek naar haar woon- en leefsituatie. Tijdens dit onderzoek weigerde appellante medewerking aan een onaangekondigd huisbezoek, wat leidde tot de intrekking van haar bijstandsuitkering en een waarschuwing van het college.
De Raad oordeelde dat er voldoende redelijke grond was voor het huisbezoek, gezien de omstandigheden waaronder de deur werd geopend door de vader van de kinderen en de verklaringen van buurtbewoners. De Raad bevestigde dat het college het huisbezoek als enige effectieve middel had ingezet om de situatie te verifiëren. Appellante's argumenten dat de anonieme meldingen geen redelijke grond vormden en dat zij niet verplicht was om medewerking te verlenen, werden verworpen. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand en de waarschuwing terecht waren gegeven, en bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank.