Uitspraak
17.3387 NIOAW
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek tot veroordeling van schade af.
Centrale Raad van Beroep
Op 11 juni 2019 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. Appellant had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). Na een melding van twijfel over zijn woon- en leefsituatie, heeft het college op 29 juni 2016 een onaangekondigd huisbezoek afgelegd. Appellant weigerde echter toestemming voor dit huisbezoek, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep tegen deze afwijzing ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De Raad oordeelde dat er voorafgaand aan het huisbezoek geen redelijke grond was, maar dat deze redelijke grond ontstond tijdens het gesprek met appellant aan de voordeur. Appellant had op het aanvraagformulier ingevuld alleenwonend te zijn, maar tijdens het gesprek gaf hij aan dat zijn vriendin bij hem verbleef. Dit leidde tot twijfels over de juistheid van zijn opgave, waardoor het huisbezoek als noodzakelijk werd beschouwd.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het college geen andere minder ingrijpende middelen had om de woon- en leefsituatie van appellant te verifiëren. Het verzoek van appellant om schadevergoeding werd afgewezen, evenals de proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste vaststelling van de woon- en leefsituatie bij aanvragen voor uitkeringen.