Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
- vernietigt de op 11 maart 2016 gerectificeerde uitspraak;
- vernietigt de aangevallen uitspraak voor zover het beroep tegen het besluit van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de herziening van een WAO-uitkering van betrokkene, die sinds 27 september 2010 een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). De Centrale Raad van Beroep behandelt het hoger beroep van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Limburg. De rechtbank had de besluiten van het Uwv om de uitkering te herzien en een boete op te leggen vernietigd, omdat het Uwv niet voldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat betrokkene inkomsten had uit een hennepkwekerij.
De Raad oordeelt dat betrokkene inderdaad een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, maar dat het Uwv niet heeft aangetoond dat er vier oogsten zijn geweest in de periode van 12 februari 2013 tot 7 januari 2014. De Raad stelt vast dat het Uwv de terugvordering van de onterecht ontvangen uitkering kan baseren op een periode van 9 september 2013 tot 7 januari 2014, waarbij het bedrag van € 4.727,51 moet worden teruggevorderd. De Raad bevestigt dat betrokkene zijn inlichtingenverplichting heeft geschonden door geen melding te maken van zijn werkzaamheden en de daaruit voortvloeiende verdiensten, en dat het Uwv een boete van € 2.025,72 kan opleggen. De Raad vernietigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van betrokkene tegen het besluit van het Uwv ongegrond.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van uitkeringsgerechtigden om relevante informatie te delen met het Uwv en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen, waaronder terugvordering van onterecht ontvangen uitkeringen en het opleggen van boetes. De proceskosten worden ook in rekening gebracht, waarbij het Uwv wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van rechtsbijstand van betrokkene.