ECLI:NL:CRVB:2018:1060
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Herziening van bijstand en inlichtingenverplichting in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellant, die sinds 22 november 2006 bijstand ontvangt op basis van de Participatiewet, heeft in hoger beroep de herziening van zijn bijstand aangevochten. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had besloten om de bijstand van appellant te herzien over de periode van 1 september 2014 tot en met 31 augustus 2015, omdat er bijschrijvingen en kasstortingen op zijn bankrekening waren geconstateerd die als inkomsten moesten worden aangemerkt. Appellant had deze inkomsten niet gemeld, wat leidde tot de conclusie dat hij de wettelijke inlichtingenverplichting had geschonden.
Tijdens de zitting op 6 februari 2018 is appellant niet verschenen, terwijl het college zich liet vertegenwoordigen door een advocaat. De Raad heeft vastgesteld dat de bijschrijvingen en stortingen op de bankrekening van appellant niet als leningen konden worden aangemerkt, maar als inkomen in de zin van de Participatiewet. De Raad heeft geoordeeld dat appellant had moeten begrijpen dat deze bedragen van invloed konden zijn op zijn recht op bijstand. De herziening en terugvordering van de bijstand zijn als rechtmatig beoordeeld, en het beroep van appellant op dringende redenen om van terugvordering af te zien, werd afgewezen. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om schadevergoeding af.