ECLI:NL:CRVB:2018:1005
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toerekening van studiefinanciering aan betrokkenen en tijdige bezwaarprocedure
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de toekenning van studiefinanciering aan twee betrokkenen, die in 2004 aanvragen hebben ingediend voor studiefinanciering. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (appellant) heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de termijnoverschrijding voor het indienen van bezwaar verschoonbaar is. De rechtbank had geoordeeld dat de betrokkenen niet op de hoogte waren van de aanvragen en de daaruit voortvloeiende schulden. De Raad oordeelt echter dat de aanvragen aan de betrokkenen kunnen worden toegerekend, omdat zij de aanvraagformulieren hebben ondertekend. De Raad concludeert dat de betrokkenen, gelet op de omstandigheden, redelijkerwijs op de hoogte hadden kunnen zijn van de verstrekte studiefinanciering en de bijbehorende schulden. De Raad vernietigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en verklaart de beroepen van de betrokkenen ongegrond.