1.2.1.Naar aanleiding van een anonieme melding op 1 juli 2011 dat appellante onroerend goed bezit in Turkije, in de gemeente [A.], heeft het college het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) verzocht om in Turkije een onderzoek in te stellen naar het bezit van onroerend goed van appellante. Dit onderzoek is uitgevoerd door een buitendienstmedewerker van het Bureau Sociale Zaken van de Nederlandse Ambassade te Ankara (Bureau). De buitendienstmedewerker heeft de bevindingen van het onderzoek neergelegd in een rapportage vermogensonderzoek Turkije van 29 november 2011. Daarin staat onder meer het volgende. Bij de afdeling onroerende zaak belasting van de gemeente [A.] staan op naam van appellante een appartement en een aandeel van 1/6 in een andere woning (woningaandeel) geregistreerd. Appellante heeft belastingaangiftes ingediend voor het appartement dat zij sinds 1996 volledig bezit en voor het woningaandeel, welk aandeel zij sinds 26 januari 2006 bezit. Met behulp van adres- en kadastrale gegevens vond de buitendienstmedewerker in aanwezigheid van een lokale taxateur de woning waarvan appellante het woningaandeel bezit. Na aanbellen werd de deur geopend door een vrouw, die verklaarde dat zij de woning huurde van een man die in Nederland woont en dat zij appellante niet kent. Van deze woning heeft de buitendienstmedewerker foto’s gemaakt. Met behulp van adres- en kadastrale gegevens vond de buitendienstmedewerker in aanwezigheid van een lokale taxateur het appartement dat appellante bezit. Op de intercom van het appartement stond de naam van S. Bij de ingang werd een man aangetroffen die zich voorstelde als de portier van het appartementencomplex. Deze man verklaarde dat hij appellante kent, dat appellante hier soms met S komt en soms alleen, dat het appartement van hen is en dat appellante en S het appartement zelf gebruiken als ze hier zijn. De taxateur heeft de waarde van het appartement per heden - 29 november 2011 - vastgesteld op - omgerekend - € 30.000,- en de waarde van de andere woning op
- omgerekend - € 40.000,-.
1.2.3.Medewerkers van de gemeente Heemskerk hebben naar aanleiding van de rapportage van 29 november 2011 en de daarbij behorende (belasting)gegevens op 26 juni 2013 een gesprek met appellante gevoerd. Tijdens dit gesprek heeft appellante verklaard dat het appartement niet van haar is, maar van andere familieleden, dat het appartement alleen maar op haar naam is gezet en dat zij andere mensen toestemming heeft gegeven om het onroerend goed op haar naam te zetten. Appellante wilde niet zeggen wie die andere mensen waren en verklaarde vervolgens dat zij geen antwoord meer kon geven op de vragen die werden gesteld.
1.2.4.Appellante heeft in augustus 2013 de volgende stukken ingeleverd.
- Een notariële volmacht van 6 augustus 2013 van appellante aan M. Akbas om het onroerend goed waarvan appellante aandeelhouder is, in het kadaster geregistreerd als perceel [perceelnummer], in zijn geheel of gedeeltelijk te verkopen.
- Een eigendomsakte van 30 januari 2006, waaruit blijkt dat appellante op 17 juli 1995 een stuk grond van 67 m2 van haar in 1994 overleden moeder heeft geërfd, dat haar vijf broers en zusters ook een stuk grond van die omvang hebben geërfd en dat het totale stuk grond van
402 m2 dat is geërfd deel uitmaakt van perceelnummer [perceelnummer] met een totale oppervlakte
van 1.332 m2 (perceel [perceelnummer]).
- Een eigendomsakte van 18 januari 2011 waaruit blijkt dat appellante het gronddeel van haar zus heeft gekocht voor € 5.000,- en dat zij sinds die datum eigenaar is van 28/333ste deel van perceel [perceelnummer].
- Een document ‘belastingbetaler aangiftegegevens document’ van de Dienst Financiële Diensten van de gemeente [A.] van 22 juli 2013 (belastingdocument), waarin is opgenomen dat appellante drie onroerende zaken bezit, te weten het appartement met een marktwaarde van € 38.838,50, een stuk grond van 112 m2, te weten 28/333ste deel van perceel [perceelnummer], met een marktwaarde van € 9.318,62 (bouwgrond), en het woningaandeel met een marktwaarde van € 7.309,93. De woning waarin appellante een aandeel bezit, is gelegen op een stuk grond van 402 m2 van perceel [perceelnummer].
- Een eigendomsakte van 24 juli 2013, waarin is opgenomen dat appellante het appartement door verkoop heeft overgedragen aan S en dat de verkoopwaarde € 39.000,- is.
- Een notariële verklaring van appellante van 24 juli 2013, waarin zij verklaart dat het appartement door een vergissing op haar naam was geregistreerd en dat zij het appartement om niet heeft overgedragen aan S.
1.2.5.De medewerkers hebben op 23 januari 2014 opnieuw een gesprek gevoerd met appellante. Tijdens dat gesprek heeft appellante, kort weergegeven, het volgende verklaard.
- Geconfronteerd met het op haar naam staande appartement: het appartement stond wel op haar naam, maar was feitelijk van S. Het betreft een coöperatieve woning waarop kon worden ingeschreven. S heeft dit geregeld en ook maandelijks een bedrag aan de aannemer betaald. De zus van appellante had een volmacht van S en heeft misbruik gemaakt van de situatie door het appartement op naam van appellante te zetten. Appellante wist hier niets van af, pas later heeft zij vernomen dat het appartement op haar naam stond.
- Geconfronteerd met het woningaandeel: de grond met daarop de woning was van haar moeder. De oudste zus van appellante heeft daar altijd gewoond, mondeling is afgesproken dat de woning van deze zus was. De zus van appellante woonde er altijd al. De woning is nu onbewoonbaar verklaard.
- Geconfronteerd met het bezit van 112 m2 bouwgrond: op dit stuk grond staat de woning waarover het hiervoor ging.
- Geconfronteerd met de aankoop van grond op 18 januari 2011: appellante heeft de grond niet gekocht. Zij heeft een deel van de woning geschonken gekregen en hierbij dus ook de grond waarop de woning staat.