Uitspraak
OVERWEGINGEN
12 mei 2012 (laatste sommatiebrief). Bovendien heeft de rechtbank niet, althans onvoldoende, gemotiveerd waarom geen sprake is van een bijzondere omstandigheid om af te wijken van de regel dat geen recht op uitkering bestaat indien de aanvraag is ingediend nadat 26 weken zijn verstreken na de dag waarop de werkgever is komen te verkeren in een toestand van betalingsonmacht. Appellant heeft aangevoerd dat de rechtbank bij haar beoordeling ook ten onrechte uitgaat van het moment van ontbinding van [BV] door de KvK in juni 2013 als mogelijk moment van betalingsonmacht. Appellant heeft er daarbij op gewezen dat aan de ontbinding van de vennootschap een traject voorafgaat dat onder meer bestaat uit een kennisgeving van een voorgenomen ontbinding. Volgens appellant is op dat moment al sprake geweest van betalingsonmacht.
26 weken zijn verstreken na de dag waarop de werkgever is komen te verkeren in een toestand als bedoeld in artikel 61. Het Uwv is bevoegd in bijzondere gevallen af te wijken van de eerste zin.
22 augustus 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3161) moet het begrip ‘bijzonder geval’ restrictief worden uitgelegd. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een bijzonder geval kunnen als regel slechts die feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen die ertoe hebben geleid dat de aanvraag niet binnen de gestelde termijn is ingediend.
BESLISSING
G.A.J. van den Hurk als leden, in tegenwoordigheid van N. van Rooijen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2017.