2.4.Eiseres heeft op 10 mei 2017 een (nieuwe) aanvraag voor het ontvangen van een WW‑uitkering gedaan met als eerste werkloosheidsdag 1 februari 2011.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder bepaald dat eiseres geen WW-uitkering krijgt voor de periode 1 februari 2011 tot en met 30 april 2011, omdat zij niet binnen 26 weken na deze periode een aanvraag heeft ingediend.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat een WW‑aanvraag binnen één week na het intreden van de werkloosheid ingediend dient te worden en het recht niet later dan 26 weken voorafgaand aan de datum van de aanvraag geldend gemaakt kan worden. Gelet op de aanvraagdatum van 10 mei 2017 kan een recht op WW volgens verweerder dan ook niet meer eerder dan vanaf 9 november 2016 geldend worden gemaakt. Omdat eiseres in totaal recht heeft op 19 maanden WW vanaf 31 januari 2011, liep de maximale uitkeringsduur tot 31 augustus 2012. Dat is ruim voor 9 november 2016, waardoor het recht van eiseres op WW volgens verweerder niet meer tot uitbetaling komt. Een bijzonder geval op grond waarvan hiervan kan worden afgeweken, acht verweerder niet aan de orde. Volgens verweerder had eiseres eerder haar WW-aanvraag kunnen indienen.
5. Eiseres voert kort gezegd aan dat er geen rekening is gehouden met de situatie waarin zij verkeerde. Zij wijst hierbij onder meer op de conflictsituatie met haar ex‑werkgever en het feit dat de werkgever heeft verzuimd haar ziekmelding op te pakken. De rechtbank begrijpt eiseres zo dat zij hiermee een beroep doet op een bijzonder geval.
6. Op grond van artikel 35 van de WW wordt de WW-uitkering niet betaald over perioden gelegen voor 26 weken voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag om een uitkering werd ingediend. In bijzondere gevallen is het UWV bevoegd hiervan af te wijken.
Beoordeling door de rechtbank
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de werkloosheid van eiseres is ingetreden per 1 februari 2011, dat de aanvraag van eiseres ziet op een WW-uitkering over de periode van 1 februari 2011 tot en met 30 april 2011 en dat sinds die periode meer dan 26 weken waren verstreken toen eiseres op 10 mei 2017 haar WW-aanvraag indiende, waardoor het recht op WW in beginsel niet tot uitbetaling komt. Slechts in geschil is of sprake is van een bijzonder geval om ondanks de te late aanvraag toch tot de uitbetaling van de WW-uitkering van eiseres over te gaan.
8. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad)is de aanwezigheid van een bijzonder geval een objectieve voorwaarde voor het doen ontstaan en voor de uitoefening van de bevoegdheid van het UWV om af te wijken van de dwingendrechtelijke bepaling in de eerste volzin van artikel 35 van de WW. De rechter moet volledig toetsen of in een concreet geval aan de voorwaarde is voldaan, waarbij het begrip ‘bijzonder geval’ naar zijn aard restrictief moet worden uitgelegd. Voor de beoordeling van de vraag of sprake is van een bijzonder geval, kunnen als regel slechts die feiten en omstandigheden in aanmerking worden genomen die ertoe hebben geleid dat de aanvraag niet binnen de gestelde termijn is ingediend.