Uitspraak
OVERWEGINGEN
13 juli 2008 en over de periode van 10 september 2012 tot en met 31 december 2012 in het betaaloverzicht ontbraken, heeft de Raad aanleiding gezien om met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het college op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het college moest aan de hand van de ontbrekende delen van dit betaaloverzicht vaststellen welk bedrag feitelijk in deze periodes aan betrokkene is uitbetaald. Dit nader te bepalen bedrag moest vervolgens worden opgeteld bij het bedrag van € 11.863,63. Om uiteindelijk te komen tot een definitieve berekening over de jaren 2008 tot en met 2012 diende het bedrag van € 16.336,91 door het college te worden afgezet tegen het feitelijk in totaal aan betrokkene uitbetaalde bedrag.
13 juli 2008 een bedrag van € 2.534,22 is uitbetaald en in de periode van 10 september 2012 tot en met 31 december 2012 een bedrag van € 2.752,05. Deze bedragen heeft het college opgeteld bij het bedrag van € 11.863,63 hetgeen resulteert in een uitbetaald bedrag van
9 maart 2016 heeft minder dan drie en een half jaar geduurd. De Raad doet met deze uitspraak van heden binnen een jaar na ontvangst van de mededeling van het college op 25 april 2016, einduitspraak. Dit betekent dat het tijdsverloop vanaf 25 juli 2012 tot de dag van deze uitspraak voor rekening komt van het bestuursorgaan. Het college zal worden veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van (9 x € 500,- = ) € 4.500,-.
€ 2.728,-.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 18 december 2012 behoudens de hierin opgenomen proceskostenvergoeding in bezwaar;
- stelt de definitieve berekening over de jaren 2008 tot en met 2012 vast overeenkomstig de uitkomsten zoals neergelegd in rechtsoverweging 2.4;
- veroordeelt het college tot betaling aan appellanten van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 4.500,-;
- veroordeelt het college in de proceskosten in beroep en in hoger beroep tot een bedrag van in totaal € 2.728,-;
- bepaalt dat het college het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 164,- vergoedt.