In deze zaak heeft appellant, die zich met psychische klachten ziek heeft gemeld, hoger beroep ingesteld tegen een besluit van het Uwv inzake zijn arbeidsongeschiktheid. Appellant had eerder een WIA-uitkering aangevraagd en was in eerste instantie als gedeeltelijk arbeidsongeschikt beoordeeld. De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 9 september 2015, waarin het Uwv werd opgedragen om een nieuwe beslissing te nemen, beoordeeld. De Raad oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) van appellant correct was vastgesteld en dat de functies die aan hem waren toegewezen, passend waren. De Raad heeft het bestreden besluit van het Uwv vernietigd voor zover het de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant per 2 augustus 2013 op 55,02% vaststelde, en deze vastgesteld op 62,49%. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, vastgesteld op € 1.000,-. De proceskosten in bezwaar en hoger beroep werden eveneens vergoed aan appellant.