ECLI:NL:CRVB:2017:4277
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en herziening van bijstandsverlening op basis van onjuiste informatie over inkomen en vermogen van de echtgenote
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellant tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant ontving sinds 27 februari 2007 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). De bijstandsverlening werd opgeschort en later ingetrokken door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, omdat appellant geen melding had gemaakt van bijschrijvingen op zijn bankrekening die als inkomen werden aangemerkt. De rechtbank verklaarde de beroepen van appellant tegen de besluiten van het college ongegrond. Appellant stelde dat zijn echtgenote, die in het buitenland woont, geen inkomen of vermogen heeft, maar het college betwistte dit en legde de intrekking van de bijstand en terugvordering van gemaakte kosten op. De Raad oordeelde dat het college onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat de echtgenote van appellant over inkomen en vermogen beschikte. De Raad vernietigde de aangevallen uitspraak en verklaarde het beroep van appellant gegrond, waardoor de intrekking van de bijstand en de terugvordering niet konden standhouden. De Raad droeg het college op om nieuwe beslissingen te nemen op de bezwaren van appellant.