Uitspraak
18.2325 PW, 20/351 PW
OVERWEGINGEN
.De overschrijding van de redelijke termijn is veroorzaakt in de periode na de uitspraak van de Raad van 14 november 2017. Hierna heeft het immers tot 19 maart 2018 geduurd voordat het college opnieuw op de bezwaren van appellant heeft beslist en heeft het vervolgens tot 2 december 2019 geduurd voordat het college het uiteindelijk rechtmatige nader besluit heeft genomen. Al met al heeft het meer dan twee jaar geduurd voordat de besluitvorming van het college na de uitspraak van de Raad voltooid was. Dit betekent dat de overschrijding van de redelijke termijn in zeer overwegende mate is toe te rekenen aan het handelen van het college. Hieruit volgt dat het college dient te worden veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan appellant ten bedrage van € 1.000,-.
BESLISSING
- verklaart het beroep tegen het besluit van 19 maart 2018 gegrond en vernietigt dit besluit;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 2 december 2019 ongegrond;
- veroordeelt het college tot betaling aan appellante van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 1.000,-;
- veroordeelt het college in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.050,-;
- bepaalt dat het college aan appellante het in beroep betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt.