ECLI:NL:CRVB:2017:4094
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing Wajong-uitkering na eerdere aanvraag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had eerder, in 2010, een aanvraag ingediend die was afgewezen omdat hij in staat werd geacht ten minste 75% van het maatmaninkomen te verdienen. Op 3 september 2014 diende appellant opnieuw een aanvraag in, maar het Uwv weigerde deze op basis van het feit dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De rechtbank Overijssel onderschreef dit oordeel en verklaarde het beroep van appellant ongegrond. Appellant stelde dat de diagnose schizotypische persoonlijkheidsstoornis, die in 2013 was gesteld, niet gelijk was aan de eerdere diagnose en dat dit een nieuw feit vormde. De Centrale Raad van Beroep bevestigde echter de eerdere uitspraken en oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden waren. De Raad concludeerde dat de aanvraag van appellant een herhaling was van de eerdere aanvraag en dat het Uwv op juiste wijze had gehandeld door de aanvraag af te wijzen. De uitspraak werd gedaan op 24 november 2017.