ECLI:NL:CRVB:2017:3891
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake verlaging bijstandsnorm en recht op gezinsleven
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de verlaging van haar bijstandsnorm werd bevestigd. Appellante ontvangt sinds 18 juli 2012 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft haar bijstandsnorm per 1 juli 2016 verlaagd naar 50% van de gehuwdennorm, omdat zij samenwoont met een partner zonder rechtmatig verblijf. Appellante heeft aangevoerd dat deze verlaging haar in een onhoudbare financiële situatie heeft gebracht, wat een schending van haar recht op respect voor het gezinsleven zou betekenen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat appellante niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar financiële problemen en dat de verlaging van de bijstandsnorm niet in strijd is met haar rechten onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). In hoger beroep herhaalt appellante haar argumenten, maar de Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelt dat appellante niet met concrete gegevens heeft aangetoond dat haar situatie uitzonderlijk is en dat de verlaging van de bijstandsnorm niet leidt tot een ontoelaatbare inbreuk op haar gezinsleven. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.